Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. stuiten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gestuit (Nederlands) in het Spaans

stuiten:

stuiten werkwoord (stuit, stuitte, stuitten, gestuit)

  1. stuiten (terugkaatsen; reflecteren; weerkaatsen; echoën; terugstoten)
    repercutir; reflejar

Conjugations for stuiten:

o.t.t.
  1. stuit
  2. stuit
  3. stuit
  4. stuiten
  5. stuiten
  6. stuiten
o.v.t.
  1. stuitte
  2. stuitte
  3. stuitte
  4. stuitten
  5. stuitten
  6. stuitten
v.t.t.
  1. heb gestuit
  2. hebt gestuit
  3. heeft gestuit
  4. hebben gestuit
  5. hebben gestuit
  6. hebben gestuit
v.v.t.
  1. had gestuit
  2. had gestuit
  3. had gestuit
  4. hadden gestuit
  5. hadden gestuit
  6. hadden gestuit
o.t.t.t.
  1. zal stuiten
  2. zult stuiten
  3. zal stuiten
  4. zullen stuiten
  5. zullen stuiten
  6. zullen stuiten
o.v.t.t.
  1. zou stuiten
  2. zou stuiten
  3. zou stuiten
  4. zouden stuiten
  5. zouden stuiten
  6. zouden stuiten
en verder
  1. ben gestuit
  2. bent gestuit
  3. is gestuit
  4. zijn gestuit
  5. zijn gestuit
  6. zijn gestuit
diversen
  1. stuit!
  2. stuitt!
  3. gestuit
  4. stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stuiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stuiten (stuitjes)
    la mitra; la obispillo; la rabilla; la curcusilla

Vertaal Matrix voor stuiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
curcusilla stuiten; stuitjes
mitra stuiten; stuitjes klamp; liturgisch hoofddeksel; mijt; mijter
obispillo stuiten; stuitjes
rabilla stuiten; stuitjes
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reflejar echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; beschrijven; echoën; galmen; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; resoneren; schallen; terugkaatsen; translateren; vertalen; vertolken; weergalmen; weergeven; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen; weerspiegelen
repercutir echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen de trom roeren; echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; nazeggen; resoneren; roffelen; schallen; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; trommelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Verwante woorden van "stuiten":


Wiktionary: stuiten


Cross Translation:
FromToVia
stuiten parar arrest — to stop (a process etc.)
stuiten rebotar rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.