Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. huppelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huppel (Nederlands) in het Spaans

huppelen:

huppelen werkwoord (huppel, huppelt, huppelde, huppelden, gehuppeld)

  1. huppelen (dartelen)
    brincar; retozar

Conjugations for huppelen:

o.t.t.
  1. huppel
  2. huppelt
  3. huppelt
  4. huppelen
  5. huppelen
  6. huppelen
o.v.t.
  1. huppelde
  2. huppelde
  3. huppelde
  4. huppelden
  5. huppelden
  6. huppelden
v.t.t.
  1. heb gehuppeld
  2. hebt gehuppeld
  3. heeft gehuppeld
  4. hebben gehuppeld
  5. hebben gehuppeld
  6. hebben gehuppeld
v.v.t.
  1. had gehuppeld
  2. had gehuppeld
  3. had gehuppeld
  4. hadden gehuppeld
  5. hadden gehuppeld
  6. hadden gehuppeld
o.t.t.t.
  1. zal huppelen
  2. zult huppelen
  3. zal huppelen
  4. zullen huppelen
  5. zullen huppelen
  6. zullen huppelen
o.v.t.t.
  1. zou huppelen
  2. zou huppelen
  3. zou huppelen
  4. zouden huppelen
  5. zouden huppelen
  6. zouden huppelen
diversen
  1. huppel!
  2. huppelt!
  3. gehuppeld
  4. huppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor huppelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brincar driftig zijn; opstuiven; opvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brincar dartelen; huppelen kletteren; opveren; rammelen
retozar dartelen; huppelen ronddartelen
- dartelen

Wiktionary: huppelen


Cross Translation:
FromToVia
huppelen saltar skip — To move by hopping on alternate feet