Nederlands

Uitgebreide vertaling voor orden (Nederlands) in het Spaans

orde:

orde [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de orde (regelmaat)
    la regularidad; el orden
  2. de orde (tucht; discipline; onderwerping; gehoorzaamheid; dwang)
    el orden
    • orden [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de orde (maatschappelijke klasse; klasse; stand; rang; slag)
    la capa; la clase; la clase social; la categoría; la condición social
  4. de orde (voorschrift; wet; regel; regeling; reglement)
    la regulación; la regla; la norma; la instrucción
  5. de orde (ambachtsgilde; vereniging; gilde; )
    la asociación; el club; el grupo; la compañía; el cordón circunvalatorio; la cofradía; la unión; la agrupación; la asociación de artesanos
  6. de orde (vereniging; soos; societiet; )
    el club; la asociación; la sociedad; la compañía; el grupo; la unión; el círculo; la agrupación

Vertaal Matrix voor orde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agrupación ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging accumulatie; bende; bond; broederschap; bundel; coöperatie; factie; genootschap; gezelschap; groep; groepering; hoop; opeenstapeling; opstapeling; samenscholing; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; stapel; troep; vereniging
asociación ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aantal personen bijeen; associatie; bedrijf; bond; broederschap; coalitie; compagnonschap; coöperatie; deelgenootschap; firma; genootschap; gezelschap; groep; handelsbedrijf; handelshuis; koppeling; maatschap; maatschappij; medewerking; onderneming; partnerverband; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; unie; vennootschap; verbond; vereniging
asociación de artesanos ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging handwerkersverbond
capa klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand afdeling; bolster; bovenblad; cape; coating; dekblad; dekmantel; departement; detachement; dop; echelon; film; filmpje; filmrolletje; geleding; huidje; jack; laag; laagje; omhulling; schaal; schil; schilletje; schoudermantel; schulp; schutblad; sectie; tak; velletje
categoría klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand aantal personen bijeen; aard; afdeling; categorie; classificatie; departement; detachement; gelid; genre; gezelschap; graad; groep; klasse; kleurcategorie; niveau; onderverdeling; peil; rang; rangorde; sectie; slag; soort; tak; type
clase klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand aantal personen bijeen; aard; categorie; classificatie; college; collegezaal; collegium; cursus; cursusprogramma; genre; gezelschap; groep; instructie; klas; klaslokaal; klasse; klassenlokaal; leerprogramma; lering; les; leslokaal; lesprogramma; lesuur; lokaal; middelbare school; objectklasse; onderricht; onderrichting; onderverdeling; onderwijs; onderwijsprogramma; schooljaar; schoolklas; schoollokaal; slag; sociale groep; soort; type; universitaire les; vaklokaal
clase social klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand maatschappelijke klasse
club ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging club; gezelschap; golfclub; golfstick; golfstok; sociëteit; soos
cofradía ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging ambachtsgilde; bond; broederschap; coöperatie; genootschap; georganiseerd gezelschap; handwerksgilde; samenwerkingsverband; sociëteit; vereniging
compañía ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging bedrijf; bond; broederschap; compagnie; concern; genootschap; gezelschap; groep mensen; industrie; onderneming; reisgezelschap; sociëteit; soos; tak van nijverheid; vereniging
condición social klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand
cordón circunvalatorio ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging aaneenschakeling; cirkel; keten; ketting; kring; kringel; kringvormig; snoer; sociëteit; soos
círculo bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging aaneenschakeling; cirkel; cirkelvorm; keten; ketting; kring; kringel; kringvormig; rondje; snoer; sociëteit; soos
grupo ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aantal personen bijeen; accumulatie; allegaartje; bende; cluster; distributiegroep; distributielijst; drom; factie; gezelschap; groep; groep van twee of meer; groepering; hoop; horde; koppel; kudde; massa; mengelmoes; meute; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; pool; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; samenscholing; schaar; schare; selectie; sociëteit; soos; sortering; span; stapel; stel; troep; verzameling; volksgroepering; zooi; zootje; zuil
instrucción orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet aanwijzing; bekwaming; bevelschrift; briefing; consigne; dresseren; dressuur; dwangbevel; gerechtelijk onderzoek; handleiding; instructie; kundig maken; legerorder; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs; opdracht; opleiding; order; scholing; schoolopleiding; taak; training; uitleg; voorschrift; vorming
norma orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet commandovlag; laag; maatstaf; niveau; norm; peil; plan; stand; toetssteen
orden discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; regelmaat; tucht aaneenschakeling; aanschrijving; aanwijzing; aanzegging; allegaartje; beleefdheid; beschaafdheid; bestel; betamelijkheid; bevel; commando; decorum; dienstorder; fatsoen; fatsoenlijkheid; gelazer; gelid; gevoeglijkheid; instructie; kennisgeving; keten; keurigheid; mengelmoes; narigheid; netheid; onberispelijkheid; opbouw; openhartigheid; openheid; opgeruimdheid; oprechtheid; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; properheid; reeks; reglementering; rij; rij manschappen; rondborstigheid; rondheid; samenraapsel; samenstel; samenstelling; serie; smetteloosheid; structuur; systeem; trammelant; verordening; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
regla orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet filter; liniaal; menstruatie; ongesteldheid; regel; regelgeving; regularisatie
regulación orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet afstelling; afstemmen; afstemming; gelijkschakeling; gelijkstelling; instelling op; opbouw; ordening; organisatie; regelgeving; regularisatie; samenstelling; structuur; synchronisatie; systeem
regularidad orde; regelmaat doorsnee; geleidelijkheid; gelijkheid; gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; kalmte; middelmaat; middelmatigheid; onverstoorbaarheid; regelmatigheid
sociedad bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging bedrijf; bond; broederschap; burgers; coöperatie; gemeenschap; genootschap; gezelligheidsvereniging; handelsbedrijf; maatschappij; samenleving; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; vennootschap; vereniging
unión ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aansluiting; akkoord; alliantie; band; bijeenlegging; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; coöperatie; federatie; gebondenheid; genootschap; het gebonden zijn; liaison; liga; link; optelsom; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; unie; verband; verbinding; verbindingsstuk; verbond; verdrag; vereniging
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
categoría categorie
orden z-volgorde

Verwante woorden van "orde":

  • orden, ordes

Verwante definities voor "orde":

  1. toestand van netheid1
    • het huis is keurig op orde1
  2. toestand van regelmaat en rust1
    • de orde in de klas werd verstoord1

Wiktionary: orde


Cross Translation:
FromToVia
orde orden Orden — (klösterliche) Gemeinschaft, die unter einem Oberer oder einer Oberin nach bestimmten Regeln lebt und deren Mitglieder bestimmte Gelübde abgelegt haben müssen
orde orden Ordenseltener: weltlicher Verband, dessen Mitglieder nach bestimmten Vorschriften leben
orde orden Reihenfolgegeregelte, ordnungsgemäße Aufeinanderfolge
orde orden order — good arrangement
orde orden; mandato order — religious group
orde orden ordre — Relation entre des éléments d’un ensemble

ordenen:

ordenen werkwoord (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)

  1. ordenen (catalogiseren; organiseren)
    catalogar
  2. ordenen (indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren)
    organizar; sistematizar; repartir; clasificar; disponer; ordenar; seleccionar; sortear
  3. ordenen (sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken)
    ordenar; sortear; seleccionar; clasificar
  4. ordenen

Conjugations for ordenen:

o.t.t.
  1. orden
  2. ordent
  3. ordent
  4. ordenen
  5. ordenen
  6. ordenen
o.v.t.
  1. ordende
  2. ordende
  3. ordende
  4. ordenden
  5. ordenden
  6. ordenden
v.t.t.
  1. heb geordend
  2. hebt geordend
  3. heeft geordend
  4. hebben geordend
  5. hebben geordend
  6. hebben geordend
v.v.t.
  1. had geordend
  2. had geordend
  3. had geordend
  4. hadden geordend
  5. hadden geordend
  6. hadden geordend
o.t.t.t.
  1. zal ordenen
  2. zult ordenen
  3. zal ordenen
  4. zullen ordenen
  5. zullen ordenen
  6. zullen ordenen
o.v.t.t.
  1. zou ordenen
  2. zou ordenen
  3. zou ordenen
  4. zouden ordenen
  5. zouden ordenen
  6. zouden ordenen
en verder
  1. is geordend
  2. zijn geordend
diversen
  1. orden!
  2. ordent!
  3. geordend
  4. ordenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ordenen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ordenen (schikken)
    el ordernar; el arreglar

Vertaal Matrix voor ordenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar ordenen; schikken afhandelen
clasificar rangschikken; rangschikking
ordernar ordenen; schikken
organizar organiseren; regelen
seleccionar selecteren; uitzoeken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar aanzuiveren; afdoen; afspreken; arrangeren; bedisselen; bereiden; betalen; bijleggen; brouwen; fatsoeneren; fiksen; gereedmaken; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; iets toebereiden; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaarmaken; klaren; klusje opknappen; klussen; maken; meubileren; nabetalen; opknappen; prepareren; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen
catalogar catalogiseren; ordenen; organiseren
clasificar arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken classificeren; ficheren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; klasseren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; rangordenen; rangschikken
disponer arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren bevelen; dicteren; doordrijven; gebieden; gelasten; voorschrijven
ordenar arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; bevelen; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; dwingen; ficheren; forceren; gebieden; gelasten; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordonneren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; sorteren; twist uit de weg ruimen; verordenen; verordineren; verordonneren; voorschrijven
organizar arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren arrangeren; ficheren; iets op touw zetten; regelen
poner orden ordenen
repartir arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; delen; distribueren; gunnen; iets toekennen; leveren; opdelen; opsplitsen; orderen; overhandigen; rondbrengen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; splitsen; thuisbezorgen; toebedelen; toekennen; toeleveren; toewijzen; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen; versturen; zenden; zich splitsen
seleccionar arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken kiezen; orderverzamelen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitloten; uitpikken; uitzoeken; ziften
sistematizar arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren
sortear arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken inloten; loten; mijden; omzeilen; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; uitloten; uitwijken voor iets; verloten; vermijden

Wiktionary: ordenen


Cross Translation:
FromToVia
ordenen digerir digest — to distribute or arrange methodically
ordenen ordenar; arreglar order — to set in (any) order
ordenen ordenar; arreglar order — to set in (a good) order
ordenen acomodar; adaptar; arreglar accommoderdonner, procurer de la commodité.
ordenen arreglar arrangerarranger (transitive) (fr)
ordenen disponer disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.