Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. roepen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor riep (Nederlands) in het Spaans

riep vorm van roepen:

roepen werkwoord (roep, roept, riep, riepen, geroepen)

  1. roepen
    chillar; gritar; aullar; berrear; dar gritos; dar voces; dar alaridos

Conjugations for roepen:

o.t.t.
  1. roep
  2. roept
  3. roept
  4. roepen
  5. roepen
  6. roepen
o.v.t.
  1. riep
  2. riep
  3. riep
  4. riepen
  5. riepen
  6. riepen
v.t.t.
  1. heb geroepen
  2. hebt geroepen
  3. heeft geroepen
  4. hebben geroepen
  5. hebben geroepen
  6. hebben geroepen
v.v.t.
  1. had geroepen
  2. had geroepen
  3. had geroepen
  4. hadden geroepen
  5. hadden geroepen
  6. hadden geroepen
o.t.t.t.
  1. zal roepen
  2. zult roepen
  3. zal roepen
  4. zullen roepen
  5. zullen roepen
  6. zullen roepen
o.v.t.t.
  1. zou roepen
  2. zou roepen
  3. zou roepen
  4. zouden roepen
  5. zouden roepen
  6. zouden roepen
en verder
  1. ben geroepen
  2. bent geroepen
  3. is geroepen
  4. zijn geroepen
  5. zijn geroepen
  6. zijn geroepen
diversen
  1. roep!
  2. roept!
  3. geroepen
  4. roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

roepen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de roepen (schreeuwen; kreten; gillen)
    el chillidos; el gritos; el aullidos; el alaridos

Vertaal Matrix voor roepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alaridos gillen; kreten; roepen; schreeuwen gegil; gekrijs; geschreeuw
aullidos gillen; kreten; roepen; schreeuwen
chillar joelen
chillidos gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geschreeuw
gritos gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geschreeuw
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aullar roepen brullen; emmeren; gillen; grienen; huilen; janken; joelen; krijsen; schreeuwen; sniffen; snikken; snotteren; uitjouwen; wenen
berrear roepen blèren; brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen
chillar roepen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; knarsen; krassen; krijsen; lispelen; luidkeels iets verkondigen; piepen; schetteren; schreeuwen; sissen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben
dar alaridos roepen blèren; brullen; fluisteren; gillen; huilen; janken; krijsen; lispelen; sissen
dar gritos roepen blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; krijsen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen
dar voces roepen blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; krijsen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen
gritar roepen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Verwante woorden van "roepen":


Antoniemen van "roepen":


Verwante definities voor "roepen":

  1. heel luid en met lange uithalen iets zeggen1
    • moeder roept dat ik moet komen eten1
  2. zeggen dat hij moet komen1
    • ik zal hem even roepen1

Wiktionary: roepen

roepen
verb
  1. met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen

Cross Translation:
FromToVia
roepen llamar call — to request, summon, or beckon
roepen reñir scuffle — to fight or struggle confusedly at close quarters
roepen llamar; invocar appelerdésigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom.
roepen gritar; rebuznar; balar; ladrar crierjeter un ou plusieurs cris.