Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. isolator:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor isolator (Nederlands) in het Spaans

isolator:

isolator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de isolator
    el aislador
  2. de isolator (antigeleiding)
    la aisladura; el aislamiento; la separación

Vertaal Matrix voor isolator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aislador isolator
aisladura antigeleiding; isolator afscheiding; afzondering; isolatie; isolering; schifting; verzuring
aislamiento antigeleiding; isolator afscheiding; afzondering; eenzaam gevoel; eenzaamheid; isolatie; isolering; schifting; vereenzaming; verzuring
separación antigeleiding; isolator afkoppelen; afscheiding; afsplitsing; afzondering; beschot; grens; grenslijn; isolatie; isolering; lijn die de grensscheiding aangeeft; schot; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot

Verwante woorden van "isolator":

  • isolatoren, isolators

Wiktionary: isolator

isolator
noun
  1. elektrotechniek|nld stof die of lichaam dat isoleert tegen geleiding van elektriciteit (vaak van glas of porselein)

Cross Translation:
FromToVia
isolator aislante insulator — substance