Roes: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

roes:
- embriaguez; borrachera
Wiktionary:
- roes → ebriedad, embriaguez, pasión

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

roer:
- knauwen; kluiven; knagen; knabbelen; peuzelen
Wiktionary:
- roer → afkluiven, kluiven, knagen
- roer → knagen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor roes (Nederlands) in het Spaans

roes:

roes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.

de roes
la embriaguez; la borrachera
- embriaguez [la ~] zelfstandig naamwoord
- borrachera [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor roes:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
borrachera	roes
embriaguez	roes	beschonkenheid; dronkenschap; zwijmel

Verwante woorden van "roes":

roezen

Wiktionary: roes

Cross Translation:

From	To	Via
• roes	→ ebriedad; embriaguez	↔ ivresse — état d’une personne ivre.
• roes	→ pasión	↔ passion — désuet\|fr Grandes douleurs, souffrance.

Spaans

Uitgebreide vertaling voor roes (Spaans) in het Nederlands

roer:

roer werkwoord

roer (mordisquear)
knauwen; kluiven
- knauwen werkwoord (knauw, knauwt, knauwde, knauwden, geknauwd)
- kluiven werkwoord (kluif, kluift, kloof, kloven, gekloven)
roer (mordisquear; morder; ronchar; comer saboreando lentamente)
knagen; knauwen
- knagen werkwoord (knaag, knaagt, knaagde, knaagden, geknaagd)
- knauwen werkwoord (knauw, knauwt, knauwde, knauwden, geknauwd)
roer (mordisquear; comer saboreando lentamente; ronchar)
knabbelen; peuzelen
- knabbelen werkwoord (knabbel, knabbelt, knabbelde, knabbelden, geknabbeld)
- peuzelen werkwoord (peuzel, peuzelt, peuzelde, peuzelden, gepeuzeld)

Conjugations for roer:

presente

roigo
roes
roe
roemos
roéis
roen

imperfecto

roía
roías
roía
roíamos
roíais
roían

indefinido

roí
roíste
royó
roímos
roísteis
royeron

fut. de ind.

roeré
roerás
roerá
roeremos
roeréis
roerán

condic.

roería
roerías
roería
roeríamos
roeríais
roerían

pres. de subj.

que roiga
que roigas
que roiga
que roigamos
que roigáis
que roigan

imp. de subj.

que royera
que royeras
que royera
que royéramos
que royerais
que royeran

miscelánea

¡roe!
¡roed!
¡no roas!
¡no roáis!
roío
royndo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor roer:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kluiven	mordisquear; roer
knabbelen	comer saboreando lentamente; mordisquear; roer; ronchar
knagen	comer saboreando lentamente; morder; mordisquear; roer; ronchar
knauwen	comer saboreando lentamente; morder; mordisquear; roer; ronchar	doler; hacer dolor; hacer mal; herir
peuzelen	comer saboreando lentamente; mordisquear; roer; ronchar

Wiktionary: roer

roer

verb

door kluiven alle vlees van een bot verwijderen
- afkluiven → roer
een bot in handen houden en er vlees van afhappen
- kluiven → roer
met de tanden aanvreten
- knagen → roer