Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. voorhanden:
  2. voorhand:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorhanden (Nederlands) in het Spaans

voorhanden:

voorhanden bijvoeglijk naamwoord

  1. voorhanden (voorradig; aanwezig; in voorraad; op voorraad)
    disponible; en almacén; en existencia

Vertaal Matrix voor voorhanden:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disponible aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbaar; beschikbare; disponibel; oproepbaar; vacant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
en almacén aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig leverbaar; op voorraad; verkrijgbaar
en existencia aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare; bestaande

Verwante woorden van "voorhanden":


Wiktionary: voorhanden

voorhanden
adjective
  1. beschikbaar, voorradig

voorhand:

voorhand [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de voorhand
    la antemano; la parte delantera de la mano

Vertaal Matrix voor voorhand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antemano voorhand
parte delantera de la mano voorhand

Verwante woorden van "voorhand":