Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. pril:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. péril:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pril (Nederlands) in het Frans

pril:

pril bijvoeglijk naamwoord

  1. pril (vroeg)
    précoce

Vertaal Matrix voor pril:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
précoce pril; vroeg onbezonnen; voorbarig; voorlijk; vroeg; vroegontwikkeld; vroegrijp; vroegtijdig; vroegwijs

Verwante woorden van "pril":

  • prilst, prilste

Wiktionary: pril

pril
adjective
  1. Qui est dans une phase au commencement de sa vie ou de son développement ; qui n’est guère avancé en âge, en parlant des humains, des animaux ou des végétaux.
  2. Qui est mûr avant la saison, en parlant de certains fruits, de certains légumes qui viennent avant les autres de la même espèce.

Cross Translation:
FromToVia
pril tôt früh — zeitlich am Anfang liegend, zum Beginn
pril fragile zart — wenig robust/widerstandsfähig



Frans

Uitgebreide vertaling voor pril (Frans) in het Nederlands

péril:

péril [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le péril (menace; danger; risque)
    de dreiging
    • dreiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. le péril (insécurité; incertitude; état précaire)
    het gevaar; de onveiligheid
  3. le péril (désastre; danger; risque; catastrophe; menace)
    de ramp; het gevaar; het onheil; onheilsdreiging
  4. le péril (situation délicate; situation précaire)
    hachelijkheid; neteligheid
  5. le péril (danger)
    het onraad
    • onraad [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor péril:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dreiging danger; menace; péril; risque
gevaar catastrophe; danger; désastre; incertitude; insécurité; menace; péril; risque; état précaire
hachelijkheid péril; situation délicate; situation précaire
neteligheid péril; situation délicate; situation précaire
onheil catastrophe; danger; désastre; menace; péril; risque adversité; besoin; calamité; catastrophe; contre-temps; contretemps; danger; difficultés; déboires; désastre; détresse; déveine; ennuis; infortune; malchance; malheur; mauvaise fortune; misère; mésaventure; revers; échec
onheilsdreiging catastrophe; danger; désastre; menace; péril; risque
onraad danger; péril
onveiligheid incertitude; insécurité; péril; état précaire
ramp catastrophe; danger; désastre; menace; péril; risque adversité; besoin; calamité; catastrophe; contre-temps; contretemps; danger; difficultés; déboires; désastre; détresse; déveine; ennuis; infortune; malchance; malheur; mauvaise fortune; misère; mésaventure; revers; sinistre; échec

Synoniemen voor "péril":


Wiktionary: péril

péril
noun
  1. danger, risque, état où il y a quelque chose de fâcheux à craindre.

Cross Translation:
FromToVia
péril gevaar jeopardy — danger of loss, harm, or failure
péril gevaar peril — a situation of serious danger