Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gepeupel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor (ge)peupel (Nederlands) in het Frans

gepeupel:

gepeupel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gepeupel (plebs; rapaille; grauw)
    la racaille; la plèbe; la canaille; la populace; le bas peuple; la foule
    • racaille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plèbe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • canaille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • populace [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bas peuple [le ~] zelfstandig naamwoord
    • foule [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gepeupel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bas peuple gepeupel; grauw; plebs; rapaille gajes; geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
canaille gepeupel; grauw; plebs; rapaille achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; broeden; canaille; deugnieten; eikel; ellendeling; etter; etterbak; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gespuis; geteisem; gladakkers; guiten; hoerenjong; hond; hondsvot; klier; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; lul; mispunt; naarling; picaro; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rotzak; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schorriemorrie; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; stuk ongeluk; tuig; uitschot; uitvaagsel
foule gepeupel; grauw; plebs; rapaille bende; berg; boel; broeden; drom; drukte; geboefte; gebroed; gedrang; gespuis; groep mensen; grote menigte; heleboel; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; schaar; schare; schorriemorrie; toeloop; toevloed; troep; tuig; uitschot; veel mensen; volksmenigte
plèbe gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
populace gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; canaille; geboefte; gebroed; gespuis; janhagel; klootjesvolk; schorriemorrie; tuig; uitschot
racaille gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; canaille; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel

Wiktionary: gepeupel


Cross Translation:
FromToVia
gepeupel populace; plèbe hoi polloi — the common people


Wiktionary: (ge)peupel

(ge)peupel
noun
  1. multitude d’hommes qui, vivre habituellement ensemble, partagent les mêmes coutumes.