Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eer (Nederlands) in het Frans

eer:

eer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de eer (eergevoel; trots)
    l'honneur; la fierté; l'orgueil; la gloire; la réputation; le sentiment d'honneur
  2. de eer (verering; hulde)
    l'hommage; la vénération; l'adoration

eer bijwoord

  1. eer (voordat; voor; alvorens; aleer; alvoor)
    avant de; préalablement; d'abord

Vertaal Matrix voor eer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adoration eer; hulde; verering aanbidden; aanbidding; eerbied; eerbiedigen; prijzen; roemen; verafgoding; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
fierté eer; eergevoel; trots fierheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; trots
gloire eer; eergevoel; trots fierheid; fonkelen; fonkeling; glitter; glorie; schittering; sprankelen; trots
hommage eer; hulde; verering aanbidden; eerbetoon; eerbewijs; eerbied; eerbiedigen; huldebetoon; huldeblijk; huldiging; prijs; prijzen; roemen; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
honneur eer; eergevoel; trots achten; buiging; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; eerbetoon; ere; eren; fatsoen; fatsoenlijkheid; fierheid; fonkelen; fonkeling; gepastheid; glitter; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; schittering; sprankelen; trots
orgueil eer; eergevoel; trots aanmatiging; arrogantie; fierheid; hooghartigheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; hovaardij; ijdelheid; ijdeltuiterij; inbeelding; trots; verwaandheid; wuftheid; zelfverheffing
réputation eer; eergevoel; trots aanzien; achting; bekendheid; faam; naam; niveau; reputatie; reputaties; roep
sentiment d'honneur eer; eergevoel; trots fierheid; trots
vénération eer; hulde; verering aanbidden; aanbidding; achting; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; ontzag; ontzien; prijzen; respect; roemen; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avant de aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat
d'abord aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat aanstaande; aanvankelijk; aanvoerend; dominant; eerst; eerste; eerstvolgend; gezaghebbend; leidend; maatgevend; ten eerste; toonaangevend; vooraan; vooraanstaande; vooreerst; voorin; voorop
préalablement aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat tevoren; van tevoren; vantevoren; vooraf

Verwante woorden van "eer":


Verwante definities voor "eer":

  1. voordat1
    • het duurde lang eer de bus kwam1
  2. wat je een goede naam geeft, waarom je bewonderd wordt1
    • de directeur ontving mij, dat was een hele eer1

Wiktionary: eer

eer
noun
  1. aanzien, roem
eer
noun
  1. sentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.
  2. Ce qu’il y a de mieux
  3. Ce qui est meilleur.
  1. Traductions à trier suivant le sens.
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
eer gloire glory — honour and valour
eer honneur honour — token of praise or respect

eer vorm van eren:

eren werkwoord (eer, eert, eerde, eerden, geëerd)

  1. eren (eerbied bewijzen)
    honorer; glorifier; porter aux nues; vénérer; louer; louanger; faire l'éloge de
    • honorer werkwoord (honore, honores, honorons, honorez, )
    • glorifier werkwoord (glorifie, glorifies, glorifions, glorifiez, )
    • porter aux nues werkwoord
    • vénérer werkwoord (vénère, vénères, vénérons, vénérez, )
    • louer werkwoord (loue, loues, louons, louez, )
    • louanger werkwoord (louange, louanges, louangeons, louangez, )
    • faire l'éloge de werkwoord
  2. eren (hulde bewijzen; eer aandoen; huldigen)
    rendre hommage à; honorer; vénérer
    • rendre hommage à werkwoord
    • honorer werkwoord (honore, honores, honorons, honorez, )
    • vénérer werkwoord (vénère, vénères, vénérons, vénérez, )

Conjugations for eren:

o.t.t.
  1. eer
  2. eert
  3. eert
  4. eren
  5. eren
  6. eren
o.v.t.
  1. eerde
  2. eerde
  3. eerde
  4. eerden
  5. eerden
  6. eerden
v.t.t.
  1. heb geëerd
  2. hebt geëerd
  3. heeft geëerd
  4. hebben geëerd
  5. hebben geëerd
  6. hebben geëerd
v.v.t.
  1. had geëerd
  2. had geëerd
  3. had geëerd
  4. hadden geëerd
  5. hadden geëerd
  6. hadden geëerd
o.t.t.t.
  1. zal eren
  2. zult eren
  3. zal eren
  4. zullen eren
  5. zullen eren
  6. zullen eren
o.v.t.t.
  1. zou eren
  2. zou eren
  3. zou eren
  4. zouden eren
  5. zouden eren
  6. zouden eren
en verder
  1. ben geëerd
  2. bent geëerd
  3. is geëerd
  4. zijn geëerd
  5. zijn geëerd
  6. zijn geëerd
diversen
  1. eer!
  2. eert!
  3. geëerd
  4. erend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

eren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. eren (achten)
    l'honneur
    • honneur [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor eren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
honneur achten; eren buiging; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eer; eerbaarheid; eerbetoon; eergevoel; ere; fatsoen; fatsoenlijkheid; fierheid; fonkelen; fonkeling; gepastheid; glitter; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; schittering; sprankelen; trots
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire l'éloge de eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; loven; ophemelen; prijzen; roemen; vereren; zich lovend uitlaten
glorifier eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; met een roze bril bezien; ophemelen; romantiseren; verheerlijken
honorer eer aandoen; eerbied bewijzen; eren; hulde bewijzen; huldigen achten; appreciëren; buigen; de hemel in prijzen; eer betuigen; eer bewijzen; eerbiedigen; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; in ere houden; lofprijzen; met een roze bril bezien; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; romantiseren; sieren; tot eer strekken; verheerlijken; waarderen
louanger eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen
louer eerbied bewijzen; eren afhuren; charteren; de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; huren; lofprijzen; ophemelen; pachten; verhuren; verpachten
porter aux nues eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; ophemelen
rendre hommage à eer aandoen; eren; hulde bewijzen; huldigen een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; eer bewijzen; in ere houden
vénérer eer aandoen; eerbied bewijzen; eren; hulde bewijzen; huldigen aanbidden; achten; adoreren; appreciëren; bidden tot; de hemel in prijzen; eer bewijzen; eerbiedigen; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; in ere houden; lofprijzen; met een roze bril bezien; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; romantiseren; verafgoden; verheerlijken; waarderen

Wiktionary: eren

eren
Cross Translation:
FromToVia
eren louer; féliciter; prôner praise — to give praise to

Verwante vertalingen van eer