Schel: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

schel:
- clochette; sonnerie; cloche; sonnette
- suraigu; aigu; perçant; mordant; pointu; violent; strident; criard
schellen:
- sonnettes
- sonner
Wiktionary:
- schel → acerbe, aigre, aigu, coupant, cuisant, fin, incisif, mordant, perçant, piquant, pointu, pénétrant, saillant, vif, âcre, âpre
- schel → sirène, sonnette
- schel → aigue, aigu
- schellen → sonner
- schellen → sonner

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schel (Nederlands) in het Frans

schel:

schel [de ~] zelfstandig naamwoord

de schel (bel)
la clochette; la sonnerie; la cloche; la sonnette
- clochette [la ~] zelfstandig naamwoord
- sonnerie [la ~] zelfstandig naamwoord
- cloche [la ~] zelfstandig naamwoord
- sonnette [la ~] zelfstandig naamwoord

schel bijvoeglijk naamwoord

schel (scherp; schril; hoog; hard; snerpend)
suraigu; aigu; perçant; mordant; pointu; violent; strident; criard
- suraigu bijvoeglijk naamwoord
- aigu bijvoeglijk naamwoord
- perçant bijvoeglijk naamwoord
- mordant bijvoeglijk naamwoord
- pointu bijvoeglijk naamwoord
- violent bijvoeglijk naamwoord
- strident bijvoeglijk naamwoord
- criard bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor schel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cloche	bel; schel	boerenhuis; deksel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; dop; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kaasstolp; kim; klok; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; pendule; polshorloge; slampamper; slapkous; stolp; stolphuis; stulpkooi; sufferdje; torenklok; uurwerk; zakhorloge; zakuurwerk
clochette	bel; schel	einder; gezichtseinder; horizon; kim; klein klokje; kleine klok; klokje; polshorloge; tikkend uurwerk; tikker; tikkertje; zakhorloge; zakuurwerk
criard		brulboei; bulderaar; schreeuwer; schreeuwlelijk
mordant		bijterigheid; het bijtende; het nare
sonnerie	bel; schel	bellen; belsignaal; beltoon; carillon; einder; gebeier; gelui; gerinkel; gezichtseinder; horizon; kim; klokgelui; klokje; klokkenspel; klokslag; opbellen; overgaan; polshorloge; trompetsignaal; wekker; wektoestel; zakhorloge; zakuurwerk
sonnette	bel; schel	beller; carillonspeler; deurbel; einder; gezichtseinder; handbel; heiblok; heimachine; heistelling; horizon; huisbel; kim; klokje; luider; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aigu	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	acuut; beklemmend; doordringend; fel; grievend; hanig; heftig; hevig; indringend; intens; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; pinnig; puntig; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; vinnig; vlijmend
criard	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	hard; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; rumoerig
mordant	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	bijtend; bijtende; bijterig; doordringend; fel; gemeen; grievend; inbijtend; invretend; inwerkend; krenkend; kwetsend; met sarcasme; sarcastisch; scherp
perçant	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	doordringend; fel; hanig; indringend; nijpend; penetrant; pinnig; schel klinkend; scherp; scherpgerand; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; vinnig; vlijmend
pointu	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	fel; getopt; hanig; met toppen; pinnig; puntig; scherp; snavelvormig; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; tuitvormig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
strident	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	doordringend; indringend; krijserig; schel klinkend; scherp; schreeuwerig
suraigu	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
violent	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	aanrandend; agressief; bitter; bitter van smaak; fel; gewelddadig; geweldig; hanig; hard; hardhandig; heftig; hevig; intens; intensief; kokend; onzacht; pinnig; ruw; scherp; snibbig; verwoed; vinnig; vlijmend; ziedend

Verwante woorden van "schel":

schelheid, schellen, schelen, scheler, schelere, schelst, schelste, schele

Wiktionary: schel

schel

adjective

Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
- acerbe → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
- aigre → guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril; zuur
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
- aigu → schril; schel; snerpend; hatelijk; acuut; helder; scherp; bijtend; doordringend; fel; guur
Qui couper.
- coupant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
Qui produire une douleur âpre et aiguë.
- cuisant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
délié, menu, mince ou étroit.
- fin → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; fijn; spitsvondig; subtiel; ad rem; geestig; gevat; snedig; gekuist
Qui couper ou qui est propre à couper.
- incisif → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
didact|fr Qui mordre.
- mordant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
Qui percer, qui pénétrer.
- perçant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; bits; snibbig
Qui piquer.
- piquant → pikant; guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; kruidig; prikkelend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril
Qui se termine en pointe
- pointu → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; puntig; spits; vooruitstrevend
Qui pénétrer.
- pénétrant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
Qui avancer, qui sortir en dehors.
- saillant → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; merkwaardig; opmerkelijk; op de voorgrond tredend; prominent; uitstekend; vooruitstekend
Qui est en vie.
- vif → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; levendig; druk; kras; kwiek; opgewekt; rap; tierig; vief; wakker
Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
- âcre → bitter; bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.
- âpre → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend

noun

myth|nocat=1|myt=grecque et romaine|fr divinité de la mer, représentée sous la forme d’une femme normale ou d’une femme-oiseau, qui passait pour attirer, par la douceur de son chant, les navigateurs sur les écueils.
- sirène → bel; schel
clochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.
- sonnette → bel; rinkelbel; schel; klok

Cross Translation:

From	To	Via
• schel	→ aigue; aigu	↔ brazen — Sounding harsh and loud.

schel vorm van schellen:

schellen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de schellen
la sonnettes
- sonnettes [la ~] zelfstandig naamwoord

schellen werkwoord (schel, schelt, schelde, schelden, gescheld)

schellen
sonner
- sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, sonnent, sonnais, sonnait, sonnions, sonniez, sonnaient, sonnai, sonnas, sonna, sonnâmes, sonnâtes, sonnèrent, sonnerai, sonneras, sonnera, sonnerons, sonnerez, sonneront)

Conjugations for schellen:

o.t.t.

schel
schelt
schelt
schellen
schellen
schellen

o.v.t.

schelde
schelde
schelde
schelden
schelden
schelden

v.t.t.

heb gescheld
hebt gescheld
heeft gescheld
hebben gescheld
hebben gescheld
hebben gescheld

v.v.t.

had gescheld
had gescheld
had gescheld
hadden gescheld
hadden gescheld
hadden gescheld

o.t.t.t.

zal schellen
zult schellen
zal schellen
zullen schellen
zullen schellen
zullen schellen

o.v.t.t.

zou schellen
zou schellen
zou schellen
zouden schellen
zouden schellen
zouden schellen

en verder

ben gescheld
bent gescheld
is gescheld
zijn gescheld
zijn gescheld
zijn gescheld

diversen

schel!
schelt!
gescheld
schellend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schellen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sonner		aanbellen; bellen
sonnettes	schellen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sonner	schellen	aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen

Verwante woorden van "schellen":

schel

Wiktionary: schellen

schellen

verb

rendre un son.
- sonner → bellen; aanbellen; luiden; schellen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; schalmen; overgaan; gaan; klinken; slaan

Cross Translation:

From	To	Via
• schellen	→ sonner	↔ anläuten — (intransitiv) Österreich: eine Türklingel betätigen

Verwante vertalingen van schel

schel klinkend

Remove Ads

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: schel

Uitgebreide vertaling voor schel (Nederlands) in het Frans

schel:

schel [de ~] zelfstandig naamwoord

de schel (bel)

schel bijvoeglijk naamwoord

schel (scherp; schril; hoog; hard; snerpend)

Vertaal Matrix voor schel:

Verwante woorden van "schel":

Wiktionary: schel

schel vorm van schellen:

schellen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de schellen

schellen werkwoord (schel, schelt, schelde, schelden, gescheld)

schellen

Conjugations for schellen:

o.t.t.

o.v.t.

v.t.t.

v.v.t.

o.t.t.t.

o.v.t.t.

en verder

diversen

Vertaal Matrix voor schellen:

Verwante woorden van "schellen":

Wiktionary: schellen

Verwante vertalingen van schel