Nederlands
Uitgebreide vertaling voor doorbreken (Nederlands) in het Frans
doorbreken:
-
doorbreken
percer; rompre-
percer werkwoord (perce, perces, perçons, percez, percent, perçais, perçait, percions, perciez, perçaient, perçai, perças, perça, perçâmes, perçâtes, percèrent, percerai, perceras, percera, percerons, percerez, perceront)
-
rompre werkwoord (romps, romp, rompons, rompez, rompent, rompais, rompait, rompions, rompiez, rompaient, rompis, rompit, rompîmes, rompîtes, rompirent, romprai, rompras, rompra, romprons, romprez, rompront)
-
Conjugations for doorbreken:
o.t.t.
- breek door
- breekt door
- breekt door
- breken door
- breken door
- breken door
o.v.t.
- brak door
- brak door
- brak door
- braken door
- braken door
- braken door
v.t.t.
- heb doorgebroken
- hebt doorgebroken
- heeft doorgebroken
- hebben doorgebroken
- hebben doorgebroken
- hebben doorgebroken
v.v.t.
- had doorgebroken
- had doorgebroken
- had doorgebroken
- hadden doorgebroken
- hadden doorgebroken
- hadden doorgebroken
o.t.t.t.
- zal doorbreken
- zult doorbreken
- zal doorbreken
- zullen doorbreken
- zullen doorbreken
- zullen doorbreken
o.v.t.t.
- zou doorbreken
- zou doorbreken
- zou doorbreken
- zouden doorbreken
- zouden doorbreken
- zouden doorbreken
en verder
- ben doorgebroken
- bent doorgebroken
- is doorgebroken
- zijn doorgebroken
- zijn doorgebroken
- zijn doorgebroken
diversen
- breek door!
- breekt door!
- doorgebroken
- doorbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
doorbreken (doorbreking; doorbraak)