Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. dronken:
  2. drinken:
  3. dronk:
  4. Wiktionary:
  5. Gebruikers suggesties voor dronken:
    • saoul


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dronken (Nederlands) in het Frans

dronken:

dronken bijvoeglijk naamwoord

  1. dronken (beschonken; ladderzat; zat; bezopen)
    soûl; bourré; ivre; éméché; aviné; raide; gris
    • soûl bijvoeglijk naamwoord
    • bourré bijvoeglijk naamwoord
    • ivre bijvoeglijk naamwoord
    • éméché bijvoeglijk naamwoord
    • aviné bijvoeglijk naamwoord
    • raide bijvoeglijk naamwoord
    • gris bijvoeglijk naamwoord
  2. dronken (aangeschoten; beneveld; beschonken)
    ivre; soûl; pris de vin

Vertaal Matrix voor dronken:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- zat
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aviné beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
bourré beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgeladen; bezopen; bomvol; gevuld; knalvol; ladderzat; laveloos; opgevuld; overvol; propvol; smoordronken; stampvol; stomdroken; stomdronken; straalbezopen; tjokvol; toeter; vol; volgepropt; volgestopt
gris beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; blank; bleek; boosaardig; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig
ivre aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; toeter
pris de vin aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
raide beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgemeten; chagrijnig; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; krukkig; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbeholpen; onbuigzaam; onhandig; onverzettelijk; opgemeten; platzak; schutterig; slungelig; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; stumperig; stuntelig; sukkelig; taai; verstard
soûl aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen
éméché beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy

Verwante woorden van "dronken":

  • dronkenst, dronkenste, dronk

Synoniemen voor "dronken":


Antoniemen van "dronken":


Verwante definities voor "dronken":

  1. onder invloed van alcohol zodat je niet meer helder kunt denken1
    • na twintig biertjes was hij dronken1

Wiktionary: dronken

dronken
adjective
  1. onder invloed van alcohol
dronken
adjective
  1. Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

Cross Translation:
FromToVia
dronken paqueté; saoul; bourré; ivre drunk — intoxicated after drinking too much alcohol
dronken ivre intoxicated — stupefied by alcohol

drinken:

drinken werkwoord (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)

  1. drinken (alcohol gebruiken)
  2. drinken (zuipen; borrelen)
    boire; chopiner; boire avec excès; se soûler; avaler
    • boire werkwoord (bois, boit, buvons, buvez, )
    • chopiner werkwoord
    • boire avec excès werkwoord
    • se soûler werkwoord
    • avaler werkwoord (avale, avales, avalons, avalez, )

Conjugations for drinken:

o.t.t.
  1. drink
  2. drinkt
  3. drinkt
  4. drinken
  5. drinken
  6. drinken
o.v.t.
  1. dronk
  2. dronk
  3. dronk
  4. dronken
  5. dronken
  6. dronken
v.t.t.
  1. heb gedronken
  2. hebt gedronken
  3. heeft gedronken
  4. hebben gedronken
  5. hebben gedronken
  6. hebben gedronken
v.v.t.
  1. had gedronken
  2. had gedronken
  3. had gedronken
  4. hadden gedronken
  5. hadden gedronken
  6. hadden gedronken
o.t.t.t.
  1. zal drinken
  2. zult drinken
  3. zal drinken
  4. zullen drinken
  5. zullen drinken
  6. zullen drinken
o.v.t.t.
  1. zou drinken
  2. zou drinken
  3. zou drinken
  4. zouden drinken
  5. zouden drinken
  6. zouden drinken
diversen
  1. drink!
  2. drinkt!
  3. gedronken
  4. drinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

drinken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. drinken
    le fait de boire

Vertaal Matrix voor drinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de boire drinken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avaler borrelen; drinken; zuipen absorberen; doorslikken; inmaken; inpekelen; inslikken; inzouten; nuttigen; ophebben; opnemen; oppeuzelen; opvreten; opzouten; slikken; verbijten; verkroppen; verschalken; verslinden; verzwelgen; wegslikken; welgevallen
boire borrelen; drinken; zuipen borrel pakken; borrelen; een borrel drinken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; neut nemen; opdrinken; uitdrinken; uitschenken; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen
boire avec excès borrelen; drinken; zuipen
boire de l'alcool alcohol gebruiken; drinken
chopiner borrelen; drinken; zuipen pimpelen
consommer de l'alcool alcohol gebruiken; drinken
prendre de l'alcool alcohol gebruiken; drinken
se soûler borrelen; drinken; zuipen bedrinken

Verwante definities voor "drinken":

  1. regelmatig sterke drank gebruiken1
    • als er problemen zijn, gaat hij drinken1
  2. vloeistof in je mond laten lopen en doorslikken1
    • we drinken een glas melk1

Wiktionary: drinken

drinken
verb
  1. mettre un liquide dans sa bouche et l’avaler.

Cross Translation:
FromToVia
drinken faire cul sec down — to drink or swallow
drinken boire drink — consume liquid through the mouth
drinken boire drink — consume alcoholic beverages
drinken boire drink — action of drinking

dronk:


Verwante vertalingen van dronken