Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. overleg:
  2. overleggen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overleg (Nederlands) in het Frans

overleg:

overleg [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overleg (beraadslaging; conferentie; samenkomst)
    – het praten erover 1
    la conférence; la concertation; le conseil; la négociation; la délibération; la réunion; la séance; l'assemblée; le congrès

Vertaal Matrix voor overleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemblée beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst assemblee; kerkvolk
concertation beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst consult; consultatie; raadpleging; ruggespraak
conférence beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; congres; declamatie; essay; geloofsleer; inleiding; introductie; leer; leerstelling; leerstuk; leesbeurt; lering; lezing; proloog; spreekbeurt; spreekbeurten; vergadering; verhandeling; versvoordracht; voorbericht; voordracht; voorlezing; voorwoord; werkstuk
congrès beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; congres; parlement
conseil beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst advies; adviesraad; raad; raadgeving; tip
délibération beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst beraad; consult; consultatie; raadpleging
négociation beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst besprekingen; marchandering; onderhandeling; vergaderingen
réunion beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst aaneensluiting; aaneenvoeging; bijeenkomst; bijeenlegging; koppeling; manifestatie; samendoen; samenkomst; samenvoeging; samenzijn; seance; sessie; verbinding; vergadering; zitting
séance beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst geloofsleer; leer; leerstelling; leerstuk; lering; les; lesuur; seance; sessie

Verwante woorden van "overleg":


Verwante definities voor "overleg":

  1. het praten erover1
    • er was een overleg over dat probleem1
  2. met gebruik van je verstand1
    • dat moet je met overleg doen1

Wiktionary: overleg

overleg
noun
  1. beraad, beraadslaging
overleg
noun
  1. Fait de se concerter, de prendre mutuellement l’avis des uns et des autres en vue d’un projet commun.

Cross Translation:
FromToVia
overleg considération consideration — the process of considering
overleg réunion meeting — gathering for a purpose

overleg vorm van overleggen:

overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)

  1. overleggen (overwegen; beraadslagen)
    – het praten erover 1
    délibérer; réfléchir; considérer; débattre; conférer
    • délibérer werkwoord (délibère, délibères, délibérons, délibérez, )
    • réfléchir werkwoord (réfléchis, réfléchit, réfléchissons, réfléchissez, )
    • considérer werkwoord (considère, considères, considérons, considérez, )
    • débattre werkwoord (débats, débat, débattons, débattez, )
    • conférer werkwoord (confère, confères, conférons, conférez, )

Conjugations for overleggen:

o.t.t.
  1. overleg
  2. overlegt
  3. overlegt
  4. overleggen
  5. overleggen
  6. overleggen
o.v.t.
  1. overlegde
  2. overlegde
  3. overlegde
  4. overlegden
  5. overlegden
  6. overlegden
v.t.t.
  1. heb overlegd
  2. hebt overlegd
  3. heeft overlegd
  4. hebben overlegd
  5. hebben overlegd
  6. hebben overlegd
v.v.t.
  1. had overlegd
  2. had overlegd
  3. had overlegd
  4. hadden overlegd
  5. hadden overlegd
  6. hadden overlegd
o.t.t.t.
  1. zal overleggen
  2. zult overleggen
  3. zal overleggen
  4. zullen overleggen
  5. zullen overleggen
  6. zullen overleggen
o.v.t.t.
  1. zou overleggen
  2. zou overleggen
  3. zou overleggen
  4. zouden overleggen
  5. zouden overleggen
  6. zouden overleggen
en verder
  1. is overlegd
  2. zijn overlegd
diversen
  1. overleg!
  2. overlegt!
  3. overlegd
  4. overleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conférer beraadslagen; overleggen; overwegen bij elkaar houden; compareren; confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; tegenover elkaar stellen; vergaderen; vergelijken
considérer beraadslagen; overleggen; overwegen aankijken; achten; afwegen; appreciëren; bedenken; bekijken; beraden; beschouwen; bespiegelen; bezichtigen; consideren; considereren; doordenken; eerbiedigen; gadeslaan; hoogachten; hoogschatten; iets overwegen; in overweging nemen; inleven; inspecteren; invoelen; meeleven; nadenken; op prijs stellen; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; respecteren; toeschouwen; voelen; waarderen; zich beraden
débattre beraadslagen; overleggen; overwegen argumenteren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; in bespreking zijn; overleg voeren; praten over; redetwisten; twisten; vergaderen
délibérer beraadslagen; overleggen; overwegen afwegen; beschouwen; considereren; doordenken; doorspreken; in bespreking zijn; in overweging nemen; overdenken; overleg voeren; overwegen; raad inwinnen; vergaderen; zich beraden
réfléchir beraadslagen; overleggen; overwegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; bezinnen; considereren; denken; in overweging nemen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen

Verwante woorden van "overleggen":


Wiktionary: overleggen

overleggen
Cross Translation:
FromToVia
overleggen débattre; s'entretenir sur; discuter discuss — to converse or debate concerning a particular topic
overleggen parler; bavarder talk — to communicate by speech

Verwante vertalingen van overleg