Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitbrengen (Nederlands) in het Frans

uitbrengen:

uitbrengen werkwoord (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)

  1. uitbrengen (publiceren; openbaren)
    publier; émettre; annoncer; divulguer; rendre public; montrer; proclamer; communiquer
    • publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, )
    • émettre werkwoord (émets, émet, émettons, émettez, )
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • divulguer werkwoord (divulgue, divulgues, divulguons, divulguez, )
    • rendre public werkwoord
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
    • communiquer werkwoord (communique, communiques, communiquons, communiquez, )
  2. uitbrengen (uitgeven)
    publier; éditer; lancer
    • publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, )
    • éditer werkwoord (édite, édites, éditons, éditez, )
    • lancer werkwoord (lance, lances, lançons, lancez, )
  3. uitbrengen (verraden; verklikken; verklappen; )
    dénoncer; trahir; dénoncer quelqu'un
    • dénoncer werkwoord (dénonce, dénonces, dénonçons, dénoncez, )
    • trahir werkwoord (trahis, trahit, trahissons, trahissez, )

Conjugations for uitbrengen:

o.t.t.
  1. breng uit
  2. brengt uit
  3. brengt uit
  4. brengen uit
  5. brengen uit
  6. brengen uit
o.v.t.
  1. bracht uit
  2. bracht uit
  3. bracht uit
  4. brachten uit
  5. brachten uit
  6. brachten uit
v.t.t.
  1. heb uitgebracht
  2. hebt uitgebracht
  3. heeft uitgebracht
  4. hebben uitgebracht
  5. hebben uitgebracht
  6. hebben uitgebracht
v.v.t.
  1. had uitgebracht
  2. had uitgebracht
  3. had uitgebracht
  4. hadden uitgebracht
  5. hadden uitgebracht
  6. hadden uitgebracht
o.t.t.t.
  1. zal uitbrengen
  2. zult uitbrengen
  3. zal uitbrengen
  4. zullen uitbrengen
  5. zullen uitbrengen
  6. zullen uitbrengen
o.v.t.t.
  1. zou uitbrengen
  2. zou uitbrengen
  3. zou uitbrengen
  4. zouden uitbrengen
  5. zouden uitbrengen
  6. zouden uitbrengen
en verder
  1. ben uitgebracht
  2. bent uitgebracht
  3. is uitgebracht
  4. zijn uitgebracht
  5. zijn uitgebracht
  6. zijn uitgebracht
diversen
  1. breng uit!
  2. brengt uit!
  3. uitgebracht
  4. uitbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitbrengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lancer omhoog werpen; opwerpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoncer openbaren; publiceren; uitbrengen aandienen; aankondigen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; berichten; decreteren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; inlichten; meedelen; melden; mening kenbaar maken; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; rapporteren; tippen; uitbazuinen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
communiquer openbaren; publiceren; uitbrengen aansteken; berichten; besmetten; bewust maken; communiceren; een conversatie hebben; iets melden; in contact staan; ineenlopen; informeren; kennisgeven van; meedelen; melden; overbrengen; praten; rapporteren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verslag uitbrengen; vertolken; verwoorden; zeggen
divulguer openbaren; publiceren; uitbrengen alom bekend maken; klikken; verbreiden; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verspreiden
dénoncer aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden aanklagen; beschuldigen; betichten; klikken; overbrieven; ten laste leggen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
dénoncer quelqu'un aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorslaan; klikken; verklappen; verraden
lancer uitbrengen; uitgeven aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; arrangeren; beginnen; bouwen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; iets op touw zetten; ingooien; inluiden; introduceren; keilen; kennis laten maken; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; openen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; regelen; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met; voorstellen
montrer openbaren; publiceren; uitbrengen aan het licht komen; aanbieden; aanduiden; aangeven; aanschouwelijk maken; aantonen; attenderen; bewijzen; demonstreren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; offreren; ophoesten; presenteren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; veraanschouwelijken; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; voorleggen; wijzen; wijzen naar
proclamer openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; een boodschap uitdragen; namen afroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; proclameren; uitbazuinen; uitdragen; verkondigen; verordenen; verordineren
publier openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; informeren; inlichten; lanceren; op de hoogte brengen; op de markt brengen; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; posten; publiceren; tippen; toegankelijk maken; uitgeven; van iets in kennis stellen; verwittigen; vrijgeven; waarschuwen
rendre public openbaren; publiceren; uitbrengen openen; openstellen; toegankelijk maken; vrijgeven
trahir aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden klikken; logenstraffen; loochenen; verklappen; verklikken; verlinken; verloochenen; verraden; verzaken
éditer uitbrengen; uitgeven
émettre openbaren; publiceren; uitbrengen doen toekomen; emitteren; iem. iets sturen; omroepen; opsturen; overmaken; posten; programma uitzenden; rondstralen; toezenden; uitstralen; uitzenden; versturen; zenden


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van uitbrengen