Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kotsen:
  2. kots:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kotsen (Nederlands) in het Frans

kotsen:

kotsen werkwoord (kots, kotst, kotste, kotsten, gekotst)

  1. kotsen (vomeren; overgeven; spugen; uitbraken; braken)
    vomir; dégueuler; rendre; cracher
    • vomir werkwoord (vomis, vomit, vomissons, vomissez, )
    • dégueuler werkwoord (dégueule, dégueules, dégueulons, dégueulez, )
    • rendre werkwoord (rends, rend, rendons, rendez, )
    • cracher werkwoord (crache, craches, crachons, crachez, )

Conjugations for kotsen:

o.t.t.
  1. kots
  2. kotst
  3. kotst
  4. kotsen
  5. kotsen
  6. kotsen
o.v.t.
  1. kotste
  2. kotste
  3. kotste
  4. kotsten
  5. kotsten
  6. kotsten
v.t.t.
  1. heb gekotst
  2. hebt gekotst
  3. heeft gekotst
  4. hebben gekotst
  5. hebben gekotst
  6. hebben gekotst
v.v.t.
  1. had gekotst
  2. had gekotst
  3. had gekotst
  4. hadden gekotst
  5. hadden gekotst
  6. hadden gekotst
o.t.t.t.
  1. zal kotsen
  2. zult kotsen
  3. zal kotsen
  4. zullen kotsen
  5. zullen kotsen
  6. zullen kotsen
o.v.t.t.
  1. zou kotsen
  2. zou kotsen
  3. zou kotsen
  4. zouden kotsen
  5. zouden kotsen
  6. zouden kotsen
diversen
  1. kots!
  2. kotst!
  3. gekotst
  4. kotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kotsen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kotsen (braken; overgeven; spugen; spuwen)
    le vomissement

Vertaal Matrix voor kotsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vomissement braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen braaksel; kots
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cracher braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren fluimen; reutelen; rochelen; slijm opgeven; slijmen; spugen; spuwen; uithoesten; uitspugen; uitspuwen
dégueuler braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
rendre braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren aangeven; aanreiken; afgeven; beschrijven; eraf gaan; geven; inleveren; overbrengen; overgeven; overhandigen; overleveren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; toesteken; translateren; vertalen; vertolken; weergeven
vomir braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren

Verwante woorden van "kotsen":


Wiktionary: kotsen

kotsen
Cross Translation:
FromToVia
kotsen vomir boot — vomit
kotsen vomir; rendre; rejeter; dégobiller; dégueuler; gerber; quicher vomit — to regurgitate the contents of a stomach

kots:

kots [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kots (braaksel)
    la vomissure; le vomis; la dégueulée; le vomissement; le dégeulis

Vertaal Matrix voor kots:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dégeulis braaksel; kots
dégueulée braaksel; kots
vomis braaksel; kots
vomissement braaksel; kots braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen
vomissure braaksel; kots

Verwante woorden van "kots":


Wiktionary: kots

kots
noun
  1. (vulgaire) vomi, vomissure.
  2. soutenu|fr matière vomir.

Cross Translation:
FromToVia
kots vomi vomit — regurgitated former contents of a stomach