Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. demonstreren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor demonstreren (Nederlands) in het Frans

demonstreren:

demonstreren werkwoord (demonstreer, demonstreert, demonstreerde, demonstreerden, gedemonstreerd)

  1. demonstreren (betogen)
    démontrer; avancer; argumenter
    • démontrer werkwoord (démontre, démontres, démontrons, démontrez, )
    • avancer werkwoord (avance, avances, avançons, avancez, )
    • argumenter werkwoord (argumente, argumentes, argumentons, argumentez, )
  2. demonstreren (aanschouwelijk maken; veraanschouwelijken)
    démontrer; faire la démonstration de; illustrer; montrer; rendre plus concret
    • démontrer werkwoord (démontre, démontres, démontrons, démontrez, )
    • illustrer werkwoord (illustre, illustres, illustrons, illustrez, )
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )

Conjugations for demonstreren:

o.t.t.
  1. demonstreer
  2. demonstreert
  3. demonstreert
  4. demonstreren
  5. demonstreren
  6. demonstreren
o.v.t.
  1. demonstreerde
  2. demonstreerde
  3. demonstreerde
  4. demonstreerden
  5. demonstreerden
  6. demonstreerden
v.t.t.
  1. heb gedemonstreerd
  2. hebt gedemonstreerd
  3. heeft gedemonstreerd
  4. hebben gedemonstreerd
  5. hebben gedemonstreerd
  6. hebben gedemonstreerd
v.v.t.
  1. had gedemonstreerd
  2. had gedemonstreerd
  3. had gedemonstreerd
  4. hadden gedemonstreerd
  5. hadden gedemonstreerd
  6. hadden gedemonstreerd
o.t.t.t.
  1. zal demonstreren
  2. zult demonstreren
  3. zal demonstreren
  4. zullen demonstreren
  5. zullen demonstreren
  6. zullen demonstreren
o.v.t.t.
  1. zou demonstreren
  2. zou demonstreren
  3. zou demonstreren
  4. zouden demonstreren
  5. zouden demonstreren
  6. zouden demonstreren
en verder
  1. is gedemonstreerd
  2. zijn gedemonstreerd
diversen
  1. demonstreer!
  2. demonstreert!
  3. gedemonstreerd
  4. demonstrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor demonstreren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avancer oprukken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argumenter betogen; demonstreren argumenteren; beredeneren; beweren; debatteren; discussiëren; disputeren; kiften; kijven; krakelen; pretenderen; redeneren; redetwisten; ruzie maken; ruziën; stellen; twisten; verklaren; voorgeven
avancer betogen; demonstreren aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; bevorderd worden; beweren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
démontrer aanschouwelijk maken; betogen; demonstreren; veraanschouwelijken aantonen; bewijzen; getuigen van; laten blijken; laten zien; staven
faire la démonstration de aanschouwelijk maken; demonstreren; veraanschouwelijken
illustrer aanschouwelijk maken; demonstreren; veraanschouwelijken begrijpelijk maken; illustreren; ophelderen; opklaren; toelichten; uitleggen; verklaren
montrer aanschouwelijk maken; demonstreren; veraanschouwelijken aan het licht komen; aanbieden; aanduiden; aangeven; aantonen; attenderen; bewijzen; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; offreren; openbaren; ophoesten; presenteren; publiceren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitbrengen; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; voorleggen; wijzen; wijzen naar
rendre plus concret aanschouwelijk maken; demonstreren; veraanschouwelijken

Wiktionary: demonstreren

demonstreren
verb
  1. (overgankelijk) iets voordoen of duidelijk laten zien

Cross Translation:
FromToVia
demonstreren démontrer demonstrate — to display the method of using an object
demonstreren démontrer show — indicate (a fact) to be true

Computer vertaling door derden: