Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. schreeuwen:
  2. schreeuw:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schreeuwen (Nederlands) in het Frans

schreeuwen:

schreeuwen werkwoord (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)

  1. schreeuwen (bulderen; brullen; daveren; blaffen)
    tempêter; tonner; crier fort; tonner contre
    • tempêter werkwoord (tempête, tempêtes, tempêtons, tempêtez, )
    • tonner werkwoord (tonne, tonnes, tonnons, tonnez, )
    • crier fort werkwoord
    • tonner contre werkwoord
  2. schreeuwen (gillen; krijsen)
    crier; tempéter; gueuler; hurler; braire; fulminer; criailler
    • crier werkwoord (crie, cries, crions, criez, )
    • tempéter werkwoord
    • gueuler werkwoord (gueule, gueules, gueulons, gueulez, )
    • hurler werkwoord (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • braire werkwoord (brais, brait, brayons, brayez, )
    • fulminer werkwoord (fulmine, fulmines, fulminons, fulminez, )
    • criailler werkwoord (criaille, criailles, criaillons, criaillez, )
  3. schreeuwen (blaffen; brullen; bulderen)
    crier; hurler; gueuler
    • crier werkwoord (crie, cries, crions, criez, )
    • hurler werkwoord (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • gueuler werkwoord (gueule, gueules, gueulons, gueulez, )

Conjugations for schreeuwen:

o.t.t.
  1. schreeuw
  2. schreeuwt
  3. schreeuwt
  4. schreeuwen
  5. schreeuwen
  6. schreeuwen
o.v.t.
  1. schreeuwde
  2. schreeuwde
  3. schreeuwde
  4. schreeuwden
  5. schreeuwden
  6. schreeuwden
v.t.t.
  1. heb geschreeuwd
  2. hebt geschreeuwd
  3. heeft geschreeuwd
  4. hebben geschreeuwd
  5. hebben geschreeuwd
  6. hebben geschreeuwd
v.v.t.
  1. had geschreeuwd
  2. had geschreeuwd
  3. had geschreeuwd
  4. hadden geschreeuwd
  5. hadden geschreeuwd
  6. hadden geschreeuwd
o.t.t.t.
  1. zal schreeuwen
  2. zult schreeuwen
  3. zal schreeuwen
  4. zullen schreeuwen
  5. zullen schreeuwen
  6. zullen schreeuwen
o.v.t.t.
  1. zou schreeuwen
  2. zou schreeuwen
  3. zou schreeuwen
  4. zouden schreeuwen
  5. zouden schreeuwen
  6. zouden schreeuwen
en verder
  1. ben geschreeuwd
  2. bent geschreeuwd
  3. is geschreeuwd
  4. zijn geschreeuwd
  5. zijn geschreeuwd
  6. zijn geschreeuwd
diversen
  1. schreeuw!
  2. schreeuwt!
  3. geschreeuwd
  4. schreeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schreeuwen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schreeuwen (roepen; kreten; gillen)
    le cris; l'hurlements
    • cris [le ~] zelfstandig naamwoord
    • hurlements [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schreeuwen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cris gillen; kreten; roepen; schreeuwen gegil; gekrijs; geroep; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; joelen; kreten; leuzen; parolen; roep; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
hurlements gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gehuil; gejank; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; geween; loeien van de wind; wolvengehuil
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braire gillen; krijsen; schreeuwen balken
criailler gillen; krijsen; schreeuwen brullen; huilen; janken; krijsen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
crier blaffen; brullen; bulderen; gillen; krijsen; schreeuwen aanroepen; blèren; brullen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; kraaien; krijsen; krijten; praaien; roepen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
crier fort blaffen; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren
fulminer gillen; krijsen; schreeuwen brullen; donderen; foeteren; fulmineren; het uitgillen; ketteren; kwaad zijn; razen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; uitvaren tegen; vuilbekken; woedend zijn
gueuler blaffen; brullen; bulderen; gillen; krijsen; schreeuwen blèren; brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen
hurler blaffen; brullen; bulderen; gillen; krijsen; schreeuwen blèren; brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; razen; snikken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
tempéter gillen; krijsen; schreeuwen
tempêter blaffen; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen brullen; donderen; fulmineren; hard waaien; het uitgillen; ketteren; kwaad zijn; razen; schuimbekken; stormen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; woeden; woedend zijn
tonner blaffen; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen brullen; donderen; het uitgillen; knallen; onweren; razen; tekeergaan; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
tonner contre blaffen; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren

Verwante woorden van "schreeuwen":


Antoniemen van "schreeuwen":


Verwante definities voor "schreeuwen":

  1. het hard roepen1
    • schreeuw niet zo, ik versta je wel!1

Wiktionary: schreeuwen

schreeuwen
Cross Translation:
FromToVia
schreeuwen appeler; crier call — to cry or shout
schreeuwen crier cry — intransitive: to shout, scream, yell
schreeuwen crier scream — to make the sound of a scream
schreeuwen crier shout — to utter a sudden and loud outcry
schreeuwen hurler; brailler squall — to cry or wail loudly
schreeuwen crier yell — shout (verb)

schreeuwen vorm van schreeuw:

schreeuw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schreeuw (roep; uitroep; kreet; gil)
    le cri; l'exclamation; l'hurlement

Vertaal Matrix voor schreeuw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cri gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep geroep; geschreeuw; kreet; leus; roep; strijdkreet; yell
exclamation gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
hurlement gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; kreet; leus; loeien van de wind; moordgeschreeuw; strijdkreet; yell

Verwante woorden van "schreeuw":


Wiktionary: schreeuw

schreeuw
noun
  1. een luide (uit)roep
    • schreeuwcri
schreeuw
noun
  1. grand cri, ordinairement des cris confus de plusieurs personnes réunir.
  2. son perçant ou puissant émis par la voix d'un être humain ou d’un animal.

Cross Translation:
FromToVia
schreeuw hurlement; cri holler — A yell, shout
schreeuw cri scream — loud exclamation
schreeuw cri shout — a loud burst of voice
schreeuw cri Schrei — ein plötzlich ausgestoßener, lauter Ruf als Reaktion auf äußere oder innere Reize

Computer vertaling door derden: