Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pretendent (Nederlands) in het Frans

pretendent:

pretendent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pretendent (troonpretendent; prins; succeseur; )
    le prince; le prince héritier; l'héritier du trône; le prétendant au trône; le souverain; le monarque; la princesse héritière; le candidat; l'aspirant; le postulant

Vertaal Matrix voor pretendent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aspirant infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent aspirant; beginneling; beginner; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat; kornet; vaandrig
candidat infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent aspirant; examenkandidaat; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat; sollicitant; werkzoekende
héritier du trône infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent
monarque infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent heerser; koning; majesteit; monarch; soeverein; vorst
postulant infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat; werkzoekende
prince infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent
prince héritier infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent
princesse héritière infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent
prétendant au trône infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent
souverain infante; kroonprins; kroonprinses; pretendent; pretendente; prins; succeseur; troonopvolger; troonpretendent autoriteit; baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; gezagsorgaan; heer; heerser; instantie; koning; landsheer; machthebber; majesteit; meester; monarch; overheerser; overweldiger; soeverein; vorst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
souverain onafhankelijk; soeverein

Verwante woorden van "pretendent":


Wiktionary: pretendent


Cross Translation:
FromToVia
pretendent prétendant pretender — 2. A claimant to an abolished or already occupied throne



Frans

Uitgebreide vertaling voor pretendent (Frans) in het Nederlands

pretendent vorm van prétendre:

prétendre werkwoord (prétends, prétend, prétendons, prétendez, )

  1. prétendre (déclarer; argumenter; témoigner; )
    beweren; verklaren; pretenderen; stellen; voorgeven
    • beweren werkwoord (beweer, beweert, beweerde, beweerden, beweerd)
    • verklaren werkwoord (verklaar, verklaart, verklaarde, verklaarden, verklaard)
    • pretenderen werkwoord (pretendeer, pretendeert, pretendeerde, pretendeerden, gepretendeerd)
    • stellen werkwoord (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • voorgeven werkwoord (geef voor, geeft voor, gaf voor, gaven voor, voorgegeven)
  2. prétendre (simuler; feindre; prétexter; faire semblant; faire l'hypocrite)
    simuleren; fingeren; veinzen; voorwenden
    • simuleren werkwoord (simuleer, simuleert, simuleerde, simuleerden, gesimuleerd)
    • fingeren werkwoord (fingeer, fingeert, fingeerde, fingeerden, gefingeerd)
    • veinzen werkwoord (veins, veinst, veinsde, veinsden, geveinsd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  3. prétendre (feindre; ramper devant; prétexter)
    voortrekken; iemand begunstigen; voorschuiven
  4. prétendre (faire miroiter; feindre; prétexter)
    voorspiegelen
    • voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)
  5. prétendre (feindre; affecter; simuler; prétexter; faire semblant)
    huichelen
    • huichelen werkwoord (huichel, huichelt, huichelde, huichelden, gehuicheld)

Conjugations for prétendre:

Présent
  1. prétends
  2. prétends
  3. prétend
  4. prétendons
  5. prétendez
  6. prétendent
imparfait
  1. prétendais
  2. prétendais
  3. prétendait
  4. prétendions
  5. prétendiez
  6. prétendaient
passé simple
  1. prétendis
  2. prétendis
  3. prétendit
  4. prétendîmes
  5. prétendîtes
  6. prétendirent
futur simple
  1. prétendrai
  2. prétendras
  3. prétendra
  4. prétendrons
  5. prétendrez
  6. prétendront
subjonctif présent
  1. que je prétende
  2. que tu prétendes
  3. qu'il prétende
  4. que nous prétendions
  5. que vous prétendiez
  6. qu'ils prétendent
conditionnel présent
  1. prétendrais
  2. prétendrais
  3. prétendrait
  4. prétendrions
  5. prétendriez
  6. prétendraient
passé composé
  1. ai prétendu
  2. as prétendu
  3. a prétendu
  4. avons prétendu
  5. avez prétendu
  6. ont prétendu
divers
  1. prétends!
  2. prétendez!
  3. prétendons!
  4. prétendu
  5. prétendant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor prétendre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beweren affirmation; assertion
stellen postulat; proposition
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beweren argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner
fingeren faire l'hypocrite; faire semblant; feindre; prétendre; prétexter; simuler
huichelen affecter; faire semblant; feindre; prétendre; prétexter; simuler
iemand begunstigen feindre; prétendre; prétexter; ramper devant
pretenderen argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner
simuleren faire l'hypocrite; faire semblant; feindre; prétendre; prétexter; simuler
stellen argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner avancer; entamer; lancer; postuler; proposer; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion
veinzen faire l'hypocrite; faire semblant; feindre; prétendre; prétexter; simuler
verklaren argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner clarifier; commenter; expliquer; exposer; illustrer; préciser; tirer au clair; éclaircir
voorgeven argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner
voorschuiven feindre; prétendre; prétexter; ramper devant avancer; avantager; favoriser; gratifier; pousser en avant; pousser à l'avant; privilégier
voorspiegelen faire miroiter; feindre; prétendre; prétexter
voortrekken feindre; prétendre; prétexter; ramper devant avantager; favoriser; gratifier; privilégier
voorwenden faire l'hypocrite; faire semblant; feindre; prétendre; prétexter; simuler fabuler; imaginer; tramer

Synoniemen voor "prétendre":


Wiktionary: prétendre

prétendre
verb
  1. iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is
  2. beweren, verklaren

Cross Translation:
FromToVia
prétendre beweren behaupten — (transitiv) etwas sagen, was nicht stimmen muss oder gar unglaubwürdig ist
prétendre voorwenden; doen alsof pretend — to allege falsely
prétendre beweren purport — to convey