Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. wond:
  2. wonden:
  3. winden:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wond (Nederlands) in het Frans

wond:

wond [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de wond (kwetsuur; verwonding)
    la plaie; la blessure; la lésion; le trauma; le traumatisme
    • plaie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • blessure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lésion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trauma [le ~] zelfstandig naamwoord
    • traumatisme [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor wond:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blessure kwetsuur; verwonding; wond beschadigen; blessure; gekneusd zijn; kneuzing; krenking; kwetsen; kwetsing; kwetsuur; letsel; zeer
lésion kwetsuur; verwonding; wond blessure; bobbeltje; buil; bult; bultje; kneuswond; kneuzing; letsel; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; vleeswond; voetbalknie; zwelling
plaie kwetsuur; verwonding; wond blessure; crime; letsel; vleeswond
trauma kwetsuur; verwonding; wond
traumatisme kwetsuur; verwonding; wond blessure; kwetsuur; letsel; trauma

Verwante woorden van "wond":


Verwante definities voor "wond":

  1. plaats waar een beschadigde huid nog niet genezen is1
    • er komt bloed uit de wond1

Wiktionary: wond

wond
noun
  1. een beschadiging in of aan het lichaam
wond
noun
  1. plaie ou fracture produire par un coup ou un choc. — note On le dit plus communément des coups qui entament la chair.

wond vorm van wonden:

wonden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de wonden (verwondingen; kwetsuren)
    la blessures; la perturbations; le troubles

Vertaal Matrix voor wonden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blessures kwetsuren; verwondingen; wonden blessures
perturbations kwetsuren; verwondingen; wonden verstoringen
troubles kwetsuren; verwondingen; wonden doolhof; labyrint; ongeregeldheden; onlusten; oproeren; rellen; verstoringen; warboel; warnet

Verwante woorden van "wonden":


Wiktionary: wonden

wonden
verb
  1. frapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture.

winden:

winden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de winden
    la brises; le coups de vent

Vertaal Matrix voor winden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brises winden
coups de vent winden vlagen; windstoten; windvlagen

Wiktionary: winden

winden
verb
  1. een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
winden
verb
  1. rouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.

Cross Translation:
FromToVia
winden tourner; retourner wind — turn coils of something around

Verwante vertalingen van wond