Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verlamd:
  2. verlammen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verlamd (Nederlands) in het Frans

verlamd:

verlamd bijvoeglijk naamwoord

  1. verlamd (lam)
    paralysé; paralytique

Vertaal Matrix voor verlamd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paralysé lam; verlamd
paralytique lam; verlamd

Verwante woorden van "verlamd":


Wiktionary: verlamd

verlamd
Cross Translation:
FromToVia
verlamd boiteux; boiteuse lame — unable to walk properly because of a problem with one's feet or legs

verlammen:

verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)

  1. verlammen (ontwrichten; krachteloos maken)
    paralyser; disloquer; se fouler; déboîter
    • paralyser werkwoord (paralyse, paralyses, paralysons, paralysez, )
    • disloquer werkwoord (disloque, disloques, disloquons, disloquez, )
    • se fouler werkwoord
    • déboîter werkwoord (déboîte, déboîtes, déboîtons, déboîtez, )
  2. verlammen (lamleggen)
    paralyser
    • paralyser werkwoord (paralyse, paralyses, paralysons, paralysez, )

Conjugations for verlammen:

o.t.t.
  1. verlam
  2. verlamt
  3. verlamt
  4. verlammen
  5. verlammen
  6. verlammen
o.v.t.
  1. verlamde
  2. verlamde
  3. verlamde
  4. verlamden
  5. verlamden
  6. verlamden
v.t.t.
  1. heb verlamd
  2. hebt verlamd
  3. heeft verlamd
  4. hebben verlamd
  5. hebben verlamd
  6. hebben verlamd
v.v.t.
  1. had verlamd
  2. had verlamd
  3. had verlamd
  4. hadden verlamd
  5. hadden verlamd
  6. hadden verlamd
o.t.t.t.
  1. zal verlammen
  2. zult verlammen
  3. zal verlammen
  4. zullen verlammen
  5. zullen verlammen
  6. zullen verlammen
o.v.t.t.
  1. zou verlammen
  2. zou verlammen
  3. zou verlammen
  4. zouden verlammen
  5. zouden verlammen
  6. zouden verlammen
diversen
  1. verlam!
  2. verlamt!
  3. verlamd
  4. verlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verlammen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disloquer krachteloos maken; ontwrichten; verlammen disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen; verstuiken; verzwikken; zwikken
déboîter krachteloos maken; ontwrichten; verlammen disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen; verstuiken; verzwikken; zwikken
paralyser krachteloos maken; lamleggen; ontwrichten; verlammen krachteloos maken; machteloos maken; platleggen
se fouler krachteloos maken; ontwrichten; verlammen disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen; verstuiken; verzwikken; zwikken

Wiktionary: verlammen

verlammen
verb
  1. van het vermogen zich te bewegen beroven
verlammen
verb
  1. priver de l’usage d’un membre, soit par une blessure, soit par quelque coup, soit par une maladie. cf|estropié
  2. frapper de paralysie.