Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. betrokken:
  2. betrekken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betrokken (Nederlands) in het Frans

betrokken:

betrokken bijvoeglijk naamwoord

  1. betrokken (ermee gemoeid zijn)
    concerné; intéressé
  2. betrokken (sip; teleurgesteld; beteuterd)
    déçu; dépité; déconcerté; couvert

Vertaal Matrix voor betrokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvert bestek; couvert; dekmantel; eetgerei; enveloppe; maaltijdgang; omslag; wikkel
intéressé Warm; belanghebbende; belangstellende; geïnteresseerde; reflectant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concerné betrokken; ermee gemoeid zijn
couvert beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld afgedekt; bedekt; bewolkt; gecovered; gedekt; gezekerd; onderhuids; overdekt; overkapt; sluimerend; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verkapt; verkleed; vermomd; volgebouwd
déconcerté beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld bedremmeld; beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verschrikt; verstomd; verwonderd
dépité beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld
déçu beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld wijsgemaakt
intéressé betrokken; ermee gemoeid zijn aandachtig; belangstellend; geïnteresseerd; hebberig; hebzuchtig; inhalig; oplettend; opmerkzaam

Verwante woorden van "betrokken":


Wiktionary: betrokken

betrokken
Cross Translation:
FromToVia
betrokken nuageux; couvert overcast — covered with clouds; overshadowed; darkened

betrokken vorm van betrekken:

betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)

  1. betrekken

Conjugations for betrekken:

o.t.t.
  1. betrek
  2. betrekt
  3. betrekt
  4. betrekken
  5. betrekken
  6. betrekken
o.v.t.
  1. betrok
  2. betrok
  3. betrok
  4. betrokken
  5. betrokken
  6. betrokken
v.t.t.
  1. heb betrokken
  2. hebt betrokken
  3. heeft betrokken
  4. hebben betrokken
  5. hebben betrokken
  6. hebben betrokken
v.v.t.
  1. had betrokken
  2. had betrokken
  3. had betrokken
  4. hadden betrokken
  5. hadden betrokken
  6. hadden betrokken
o.t.t.t.
  1. zal betrekken
  2. zult betrekken
  3. zal betrekken
  4. zullen betrekken
  5. zullen betrekken
  6. zullen betrekken
o.v.t.t.
  1. zou betrekken
  2. zou betrekken
  3. zou betrekken
  4. zouden betrekken
  5. zouden betrekken
  6. zouden betrekken
en verder
  1. ben betrokken
  2. bent betrokken
  3. is betrokken
  4. zijn betrokken
  5. zijn betrokken
  6. zijn betrokken
diversen
  1. betrek!
  2. betrekt!
  3. betrokken
  4. betrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betrekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se couvrir betrekken aandoen; aankleden; aantrekken; bedekken; bekleden; overtrekken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
se couvrir beslaan

Verwante definities voor "betrekken":

  1. er gaan wonen1
    • wanneer betrek je het nieuwe huis?1
  2. erbij halen, erin mengen1
    • wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing1
  3. kopen of halen1
    • waar betrek je die aardappels van?1
  4. met wolken bedekt1
    • de lucht is betrokken1

Wiktionary: betrekken

betrekken
verb
  1. bewolkt raken
betrekken
verb
  1. engager dans des entraves, dans ce qui gêner. — note Il se dit proprement parler des pieds, des jambes.
  2. envelopper un objet dans quelque chose que l’on tortiller ou tortiller quelque chose autour d’un objet.
  3. Obséder

Cross Translation:
FromToVia
betrekken inclure; comprendre; englober einbeziehentrennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen