Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bungelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bungelen (Nederlands) in het Frans

bungelen:

bungelen werkwoord (bungel, bungelt, bungelde, bungelden, gebungeld)

  1. bungelen
    pendouiller
    • pendouiller werkwoord (pendouille, pendouilles, pendouillons, pendouillez, )

Conjugations for bungelen:

o.t.t.
  1. bungel
  2. bungelt
  3. bungelt
  4. bungelen
  5. bungelen
  6. bungelen
o.v.t.
  1. bungelde
  2. bungelde
  3. bungelde
  4. bungelden
  5. bungelden
  6. bungelden
v.t.t.
  1. heb gebungeld
  2. hebt gebungeld
  3. heeft gebungeld
  4. hebben gebungeld
  5. hebben gebungeld
  6. hebben gebungeld
v.v.t.
  1. had gebungeld
  2. had gebungeld
  3. had gebungeld
  4. hadden gebungeld
  5. hadden gebungeld
  6. hadden gebungeld
o.t.t.t.
  1. zal bungelen
  2. zult bungelen
  3. zal bungelen
  4. zullen bungelen
  5. zullen bungelen
  6. zullen bungelen
o.v.t.t.
  1. zou bungelen
  2. zou bungelen
  3. zou bungelen
  4. zouden bungelen
  5. zouden bungelen
  6. zouden bungelen
diversen
  1. bungel!
  2. bungelt!
  3. gebungeld
  4. bungelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bungelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pendouiller bungelen er slap bijhangen; slap hangen

Wiktionary: bungelen


Cross Translation:
FromToVia
bungelen pendre; pendouiller dangle — hang loosely