Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gave:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gavé:
  2. gaver:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gave (Nederlands) in het Frans

gave:

gave [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de gave (talent; capaciteit; bekwaamheid; )
    le talent; le don
    • talent [le ~] zelfstandig naamwoord
    • don [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gave:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
don aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft aanvoelen; aardigheid; cadeau; donatie; feeling; genialiteit; geschenk; gevoel; gift; kado; present; presentje; schenking; verjaardagscadeau; vernuft; vindingrijk vernuft
talent aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft

Verwante woorden van "gave":

  • gaven

Wiktionary: gave


Cross Translation:
FromToVia
gave don; talent gift — A talent or natural ability



Frans

Uitgebreide vertaling voor gave (Frans) in het Nederlands

gave:


Synoniemen voor "gave":


gavé:

gavé bijvoeglijk naamwoord

  1. gavé (bourré; farci)
    volgepropt

Vertaal Matrix voor gavé:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volgepropt bourré; farci; gavé

Synoniemen voor "gavé":


gave vorm van gaver:

gaver werkwoord (gave, gaves, gavons, gavez, )

  1. gaver (saturer; gorger de nourriture)
    overvoeren
    • overvoeren werkwoord (overvoer, overvoert, overvoerde, overvoerden, overvoerd)

Conjugations for gaver:

Présent
  1. gave
  2. gaves
  3. gave
  4. gavons
  5. gavez
  6. gavent
imparfait
  1. gavais
  2. gavais
  3. gavait
  4. gavions
  5. gaviez
  6. gavaient
passé simple
  1. gavai
  2. gavas
  3. gava
  4. gavâmes
  5. gavâtes
  6. gavèrent
futur simple
  1. gaverai
  2. gaveras
  3. gavera
  4. gaverons
  5. gaverez
  6. gaveront
subjonctif présent
  1. que je gave
  2. que tu gaves
  3. qu'il gave
  4. que nous gavions
  5. que vous gaviez
  6. qu'ils gavent
conditionnel présent
  1. gaverais
  2. gaverais
  3. gaverait
  4. gaverions
  5. gaveriez
  6. gaveraient
passé composé
  1. ai gavé
  2. as gavé
  3. a gavé
  4. avons gavé
  5. avez gavé
  6. ont gavé
divers
  1. gave!
  2. gavez!
  3. gavons!
  4. gavé
  5. gavant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor gaver:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overvoeren gaver; gorger de nourriture; saturer

Synoniemen voor "gaver":