Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. maffen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maffen (Nederlands) in het Frans

maffen:

maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

  1. maffen (slapen; meuren; pitten)
    dormir; se coucher; pioncer; roupiller
    • dormir werkwoord (dors, dort, dormons, dormez, )
    • se coucher werkwoord
    • pioncer werkwoord (pionce, pionces, pionçons, pioncez, )
    • roupiller werkwoord (roupille, roupilles, roupillons, roupillez, )

Conjugations for maffen:

o.t.t.
  1. maf
  2. maft
  3. maft
  4. maffen
  5. maffen
  6. maffen
o.v.t.
  1. mafte
  2. mafte
  3. mafte
  4. maften
  5. maften
  6. maften
v.t.t.
  1. heb gemaft
  2. hebt gemaft
  3. heeft gemaft
  4. hebben gemaft
  5. hebben gemaft
  6. hebben gemaft
v.v.t.
  1. had gemaft
  2. had gemaft
  3. had gemaft
  4. hadden gemaft
  5. hadden gemaft
  6. hadden gemaft
o.t.t.t.
  1. zal maffen
  2. zult maffen
  3. zal maffen
  4. zullen maffen
  5. zullen maffen
  6. zullen maffen
o.v.t.t.
  1. zou maffen
  2. zou maffen
  3. zou maffen
  4. zouden maffen
  5. zouden maffen
  6. zouden maffen
diversen
  1. maf!
  2. maft!
  3. gemaft
  4. maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor maffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dormir maffen; meuren; pitten; slapen
pioncer maffen; meuren; pitten; slapen
roupiller maffen; meuren; pitten; slapen
se coucher maffen; meuren; pitten; slapen

Wiktionary: maffen

maffen
verb
  1. Se reposer dans un état inconscient