Pin: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

pin:
- cheville; clavette; tenon; épingle; épinglette; penne; piquet
pinnen:
- épingler
Wiktionary:
- pin → cheville, about
- pin → épingle
- pinnen → retirer de l'argent au distributeur, retirer au distributeur, payer par carte bancaire
- pinnen → retirer

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

pin:
- pijnboom; dennenboom; den; pijnboomhout; grenen; grenenhout
PIN:
- pincode
Wiktionary:
- pin → pijn, pijnboom, den

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pin (Nederlands) in het Frans

pin:

pin [de ~] zelfstandig naamwoord

de pin (pen; klem)
la cheville; la clavette; le tenon
- cheville [la ~] zelfstandig naamwoord
- clavette [la ~] zelfstandig naamwoord
- tenon [le ~] zelfstandig naamwoord
de pin (speld)
l'épingle; l'épinglette
- épingle [la ~] zelfstandig naamwoord
- épinglette [la ~] zelfstandig naamwoord
de pin (tentharing; haring)
la penne; le tenon; le piquet
- penne [la ~] zelfstandig naamwoord
- tenon [le ~] zelfstandig naamwoord
- piquet [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pin:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cheville	klem; pen; pin	borgmoer; enkel; enkelgewricht; handvat in de vorm van stok; klinknagel; nagel; spie; spijker; steel; stop; voetgewricht; zekering
clavette	klem; pen; pin	borgmoer; spie
penne	haring; pin; tentharing	pen; vulpen
piquet	haring; pin; tentharing	baak; baken; haring; tenthaak
tenon	haring; klem; pen; pin; tentharing	keg; keil; wig
épingle	pin; speld
épinglette	pin; speld

Verwante woorden van "pin":

pinnen, pins

Wiktionary: pin

pin

noun

een dun metalen staafje waarmee iets bevestigd kan worden
- pin → cheville

pin

noun

constr|fr extrémité par laquelle une pièce de charpente, de menuiserie ou de métal est assemblée avec une autre.
- about → pen; luns; pin; stift

Cross Translation:

From	To	Via
• pin	→ épingle	↔ pin — small device; small needle with no eye

pinnen:

pinnen werkwoord (pin, pint, pinde, pinden, gepind)

pinnen (spelden)
épingler
- épingler werkwoord (épingle, épingles, épinglons, épinglez, épinglent, épinglais, épinglait, épinglions, épingliez, épinglaient, épinglai, épinglas, épingla, épinglâmes, épinglâtes, épinglèrent, épinglerai, épingleras, épinglera, épinglerons, épinglerez, épingleront)

Conjugations for pinnen:

o.t.t.

pin
pint
pint
pinnen
pinnen
pinnen

o.v.t.

pinde
pinde
pinde
pinden
pinden
pinden

v.t.t.

heb gepind
hebt gepind
heeft gepind
hebben gepind
hebben gepind
hebben gepind

v.v.t.

had gepind
had gepind
had gepind
hadden gepind
hadden gepind
hadden gepind

o.t.t.t.

zal pinnen
zult pinnen
zal pinnen
zullen pinnen
zullen pinnen
zullen pinnen

o.v.t.t.

zou pinnen
zou pinnen
zou pinnen
zouden pinnen
zouden pinnen
zouden pinnen

diversen

pin!
pint!
gepind
pinnend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pinnen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
épingler	pinnen; spelden	aanspelden; afspelden; dichtspelden; opprikken; opspelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden

Verwante woorden van "pinnen":

pin

Wiktionary: pinnen

pinnen

verb

het opnemen van geld bij een daartoe bedoeld apparaat
- pinnen → retirer de l'argent au distributeur; retirer au distributeur
het elektronisch betalen met een pinpas
- pinnen → payer par carte bancaire

Cross Translation:

From	To	Via
• pinnen	→ retirer	↔ withdraw — extract (money from an account)

Verwante vertalingen van pin

houten pin

Frans

Uitgebreide vertaling voor pin (Frans) in het Nederlands

pin:

pin [le ~] zelfstandig naamwoord

le pin
de pijnboom
- pijnboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le pin (arbre de Noël; sapin de Noël)
de dennenboom; de den
- dennenboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- den [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le pin (bois de pin)
pijnboomhout; de grenen; het grenenhout
- pijnboomhout [znw.] zelfstandig naamwoord
- grenen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- grenenhout [het ~] zelfstandig naamwoord
le pin (bois de pin)
het grenenhout
- grenenhout [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pin:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
den	arbre de Noël; pin; sapin de Noël
dennenboom	arbre de Noël; pin; sapin de Noël	sapin
grenen	bois de pin; pin
grenenhout	bois de pin; pin
pijnboom	pin
pijnboomhout	bois de pin; pin

Synoniemen voor "pin":

conifère; résineux; cèdre; mélèze; sapin; ginkgo; épicéa; pinastre

Wiktionary: pin

Cross Translation:

From	To	Via
• pin	→ pijn	↔ Kiefer — Botanik: Nadelbaum der Gattung Pinus (zum Beispiel Pinus sylvestris, Kiefer oder Föhre)
• pin	→ pijnboom; den	↔ pine — tree of the genus Pinus

PIN:

PIN

PIN (code confidentiel)
de pincode
- pincode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor PIN:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pincode	PIN; code confidentiel

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: pin

Uitgebreide vertaling voor pin (Nederlands) in het Frans

pin:

pin [de ~] zelfstandig naamwoord

de pin (pen; klem)

de pin (speld)

de pin (tentharing; haring)

Vertaal Matrix voor pin:

Verwante woorden van "pin":

Wiktionary: pin

pinnen:

pinnen werkwoord (pin, pint, pinde, pinden, gepind)

pinnen (spelden)

Conjugations for pinnen:

o.t.t.

o.v.t.

v.t.t.

v.v.t.

o.t.t.t.

o.v.t.t.

diversen

Vertaal Matrix voor pinnen:

Verwante woorden van "pinnen":

Wiktionary: pinnen

Verwante vertalingen van pin

Uitgebreide vertaling voor pin (Frans) in het Nederlands

pin:

pin [le ~] zelfstandig naamwoord

le pin

le pin (arbre de Noël; sapin de Noël)

le pin (bois de pin)

le pin (bois de pin)

Vertaal Matrix voor pin:

Synoniemen voor "pin":

Wiktionary: pin

PIN:

PIN

PIN (code confidentiel)

Vertaal Matrix voor PIN:

Verwante vertalingen van pin