Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. conserven:
  2. conserveren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor conserven (Nederlands) in het Frans

conserven:

conserven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de conserven
    la conserves

Vertaal Matrix voor conserven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conserves conserven geconserveerd voedsel; inmaak

Wiktionary: conserven

conserven
noun
  1. ingeblikt voedsel ter bewaring tegen bederf

conserveren:

conserveren werkwoord (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)

  1. conserveren (bewaren; behouden)
    maintenir; garder; conserver; préserver
    • maintenir werkwoord (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )
    • garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, )
    • conserver werkwoord (conserve, conserves, conservons, conservez, )
    • préserver werkwoord (préserve, préserves, préservons, préservez, )
  2. conserveren (inleggen)
    confire; conserver; préparer des conserves; faire des conserves; mettre en conserve
    • confire werkwoord (confis, confit, confisons, confisez, )
    • conserver werkwoord (conserve, conserves, conservons, conservez, )
    • mettre en conserve werkwoord
  3. conserveren (instandhouden)
    conserver; maintenir
    • conserver werkwoord (conserve, conserves, conservons, conservez, )
    • maintenir werkwoord (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )

Conjugations for conserveren:

o.t.t.
  1. conserveer
  2. conserveert
  3. conserveert
  4. conserveren
  5. conserveren
  6. conserveren
o.v.t.
  1. conserveerde
  2. conserveerde
  3. conserveerde
  4. conserveerden
  5. conserveerden
  6. conserveerden
v.t.t.
  1. heb geconserveerd
  2. hebt geconserveerd
  3. heeft geconserveerd
  4. hebben geconserveerd
  5. hebben geconserveerd
  6. hebben geconserveerd
v.v.t.
  1. had geconserveerd
  2. had geconserveerd
  3. had geconserveerd
  4. hadden geconserveerd
  5. hadden geconserveerd
  6. hadden geconserveerd
o.t.t.t.
  1. zal conserven
  2. zult conserven
  3. zal conserven
  4. zullen conserven
  5. zullen conserven
  6. zullen conserven
o.v.t.t.
  1. zou conserven
  2. zou conserven
  3. zou conserven
  4. zouden conserven
  5. zouden conserven
  6. zouden conserven
en verder
  1. is geconserveerd
  2. zijn geconserveerd
diversen
  1. conserveer!
  2. conserveert!
  3. geconserveerd
  4. conserverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor conserveren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confire conserveren; inleggen besuikeren; inmaken; inpekelen; insuikeren; inzouten; konfijten; opzouten; zoeten; zoetmaken
conserver behouden; bewaren; conserveren; inleggen; instandhouden balsemen; behoeden; behouden; beschermen; bewaren; bijeenzamelen; deponeren; financieel steunen; gevangen zetten; handhaven; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inbalsemen; inblikken; inmaken; inpekelen; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opeenhopen; oppotten; opslaan; opsluiten; opzouten; sparen; stand houden; vastzetten; verduurzamen; vergaren; verzamelen
faire des conserves conserveren; inleggen inmaken; wecken
garder behouden; bewaren; conserveren achterhouden; behoeden; behouden; beschermen; beveiligen; bewaken; bewaren; deponeren; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; hoeden; houden; in bescherming nemen; in de cel zetten; inhouden; interneren; isoleren; leggen; neerleggen; niet laten gaan; openhouden; opsluiten; opzij leggen; patrouilleren; plaatsen; reserveren; stand houden; surveilleren; toezicht houden; toezien; van alarm voorzien; vasthouden; vastzetten; voorbehouden; vrijhouden; wegleggen; wegzetten
maintenir behouden; bewaren; conserveren; instandhouden beethouden; behoeden; behouden; beschermen; bestendigen; doorstaan; dragen; dulden; handhaven; harden; hooghouden; in bescherming nemen; in de hoogte houden; niet terugnemen; omhooghouden; ophouden; stand houden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
mettre en conserve conserveren; inleggen inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; wecken
préparer des conserves conserveren; inleggen inmaken; wecken
préserver behouden; bewaren; conserveren afdekken; afschermen; afschutten; behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; bewaren; deponeren; in bescherming nemen; leggen; neerleggen; plaatsen; van alarm voorzien; verdedigen; verduurzamen; vrijwaren; wegleggen

Verwante definities voor "conserveren":

  1. het bewerken zodat je het goed kunt bewaren1
    • deze levensmiddelen zijn goed geconserveerd1

Wiktionary: conserveren

conserveren
verb
  1. (overgankelijk) verduurzamen, tegen bederf beschermen
conserveren
Cross Translation:
FromToVia
conserveren conserver can — to preserve
conserveren préservation conservation — The act of preserving, guarding, or protecting
conserveren mettre en conserve; conserver tin — to place into a tin in order to preserve