Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beleg:
  2. beleggen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beleg (Nederlands) in het Zweeds

beleg:

beleg [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beleg (belegering)
    belägring
  2. het beleg (broodbeleg)
    smörgåspålägg; smörgåsfyllning

Vertaal Matrix voor beleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belägring beleg; belegering
smörgåsfyllning beleg; broodbeleg
smörgåspålägg beleg; broodbeleg

Verwante woorden van "beleg":


Verwante definities voor "beleg":

  1. insluiting van de stad door een leger1
    • het beleg van Leningrad heeft een half jaar geduurd1
  2. wat je op brood doet1
    • als beleg hebben we hagelslag of jam1

Wiktionary: beleg

beleg
noun
  1. langdurige uitsluiting van de buitenwereld door een vijandige strijdmacht

Cross Translation:
FromToVia
beleg belägring siege — military blockade of settlement
beleg belägring; sittplats; stol siège — Meuble utilisé pour s’asseoir

beleggen:

beleggen werkwoord (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

  1. beleggen (investeren)
    bekläda; investera
    • bekläda werkwoord (beklär, beklädde, beklätt)
    • investera werkwoord (investerar, investerade, investerat)

Conjugations for beleggen:

o.t.t.
  1. beleg
  2. belegt
  3. belegt
  4. beleggen
  5. beleggen
  6. beleggen
o.v.t.
  1. belegde
  2. belegde
  3. belegde
  4. belegden
  5. belegden
  6. belegden
v.t.t.
  1. heb belegd
  2. hebt belegd
  3. heeft belegd
  4. hebben belegd
  5. hebben belegd
  6. hebben belegd
v.v.t.
  1. had belegd
  2. had belegd
  3. had belegd
  4. hadden belegd
  5. hadden belegd
  6. hadden belegd
o.t.t.t.
  1. zal beleggen
  2. zult beleggen
  3. zal beleggen
  4. zullen beleggen
  5. zullen beleggen
  6. zullen beleggen
o.v.t.t.
  1. zou beleggen
  2. zou beleggen
  3. zou beleggen
  4. zouden beleggen
  5. zouden beleggen
  6. zouden beleggen
diversen
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegd
  4. beleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekläda beleggen; investeren bekleden; bestraten; overtrekken; plaveien; stofferen; van bekleding voorzien
investera beleggen; investeren

Verwante woorden van "beleggen":


Wiktionary: beleggen


Cross Translation:
FromToVia
beleggen förorsaka; tala causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
beleggen föranleda; förorsaka; orsaka procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.
beleggen betäcka; hölja; skyla; täcka; övertäcka recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)