Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pak:
  2. pakken:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pak:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pak (Nederlands) in het Zweeds

pak:

pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pak (kostuum; maatpak)
    kostym
    • kostym [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de pak (baal)
    packe; bal
    • packe zelfstandig naamwoord
    • bal [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de pak (herenkostuum)
    herrkostym

Vertaal Matrix voor pak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bal baal; pak bal; dansfeest; gala; groot bal
herrkostym herenkostuum; pak
kostym kostuum; maatpak; pak colbertkostuum; kleding; kleren; mantelkostuum; plunje; tenue; uitdossing
packe baal; pak

Verwante woorden van "pak":


Synoniemen voor "pak":


Verwante definities voor "pak":

  1. bundel van iets1
    • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  2. grote hoeveelheid1
    • er ligt een dik pak sneeuw1
  3. kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten1
    • ik koop drie pakken melk1
  4. kleren die bij elkaar horen1
    • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  5. wat ingepakt is1
    • er kwam een pakje met de post1

Wiktionary: pak


Cross Translation:
FromToVia
pak paket package — something which is packed
pak packa; packe; paket paquetemballage, colis, regroupant plusieurs choses.

pak vorm van pakken:

pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)

  1. pakken (halen)
    ; ta
    • werkwoord (får, fick, fått)
    • ta werkwoord (tar, tog, tagit)
  2. pakken (grijpen; vangen; verstrikken; vatten; klauwen)
    gripa; fånga; ta fast
    • gripa werkwoord (griper, grep, gripit)
    • fånga werkwoord (fångar, fångade, fångat)
    • ta fast werkwoord (tar fast, tog fast, tagit fast)
  3. pakken (nemen)
    ta
    • ta werkwoord (tar, tog, tagit)

Conjugations for pakken:

o.t.t.
  1. pak
  2. pakt
  3. pakt
  4. pakken
  5. pakken
  6. pakken
o.v.t.
  1. pakte
  2. pakte
  3. pakte
  4. pakten
  5. pakten
  6. pakten
v.t.t.
  1. heb gepakt
  2. hebt gepakt
  3. heeft gepakt
  4. hebben gepakt
  5. hebben gepakt
  6. hebben gepakt
v.v.t.
  1. had gepakt
  2. had gepakt
  3. had gepakt
  4. hadden gepakt
  5. hadden gepakt
  6. hadden gepakt
o.t.t.t.
  1. zal pakken
  2. zult pakken
  3. zal pakken
  4. zullen pakken
  5. zullen pakken
  6. zullen pakken
o.v.t.t.
  1. zou pakken
  2. zou pakken
  3. zou pakken
  4. zouden pakken
  5. zouden pakken
  6. zouden pakken
en verder
  1. ben gepakt
  2. bent gepakt
  3. is gepakt
  4. zijn gepakt
  5. zijn gepakt
  6. zijn gepakt
diversen
  1. pak!
  2. pakt!
  3. gepakt
  4. pakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pakken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halen; pakken believen; moeten; mogen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; willen
fånga grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; wat neervalt opvangen
gripa grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; oppakken; te pakken krijgen; vangen; verkrijgen
ta halen; nemen; pakken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; kiezen; naartoe brengen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; vastklampen; vastpakken; welgevallen; ziften
ta fast grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
- houden; nemen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
weinig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
luttel; weinig

Verwante woorden van "pakken":


Synoniemen voor "pakken":


Antoniemen van "pakken":


Verwante definities voor "pakken":

  1. vast blijven zitten1
    • deze lijm pakt niet1
  2. alles wat je mee wilt nemen, erin doen1
    • ik moet mijn koffer nog pakken1
  3. het grijpen of tevoorschijn halen1
    • pak maar een koekje1

Wiktionary: pakken


Cross Translation:
FromToVia
pakken ; skaffa get — obtain
pakken gripa; fånga; tillskansa seize — grab
pakken fatta; gripa; ta; tag; hålla take — to grab with the hands
pakken erhålla; bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen
pakken ska ha; vill ha bekommen — (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht?
pakken ; erhålla bekommen — (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen
pakken ta fast; fånga erwischen — jemanden oder etwas in die Hand, in die Gewalt, zu fassen bekommen, festhalten
pakken ta; taga nehmen — eine Sache greifen
pakken fånga capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.

Verwante vertalingen van pak



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor pak (Zweeds) in het Nederlands

påk:


Synoniemen voor "påk":


Wiktionary: påk


Cross Translation:
FromToVia
påk knuppel cudgel — a short heavy club with a rounded head used as a weapon