Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kanon:
  2. kanoën:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kanon:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kanon (Nederlands) in het Zweeds

kanon:

kanon [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kanon (gewichtstuk; stuk)
    kanon; artilleri
    • kanon [-en] zelfstandig naamwoord
    • artilleri [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kanon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artilleri gewichtstuk; kanon; stuk geschut; geschutbedding; geschutstand; geschutstelling; kanonnen
kanon gewichtstuk; kanon; stuk canon

Verwante woorden van "kanon":


Wiktionary: kanon


Cross Translation:
FromToVia
kanon kanon cannon — artillery piece
kanon kanon gun — (military) A cannon with relatively long barrel, operating with relatively low angle of fire, and having a high muzzle velocity
kanon kanon; haubits gun — (military) a cannon with tube length 30 calibers or more

kanon vorm van kanoën:

kanoën werkwoord (kano, kanoot, kanoodde, kanoodden, gekanood)

  1. kanoën (kanovaren)
    paddla kanot; paddla
    • paddla kanot werkwoord (paddlar kanot, paddlade kanot, paddlat kanot)
    • paddla werkwoord (paddlar, paddlade, paddlat)

Conjugations for kanoën:

o.t.t.
  1. kano
  2. kanoot
  3. kanoot
  4. kanoën
  5. kanoën
  6. kanoën
o.v.t.
  1. kanoodde
  2. kanoodde
  3. kanoodde
  4. kanoodden
  5. kanoodden
  6. kanoodden
v.t.t.
  1. heb gekanood
  2. hebt gekanood
  3. heeft gekanood
  4. hebben gekanood
  5. hebben gekanood
  6. hebben gekanood
v.v.t.
  1. had gekanood
  2. had gekanood
  3. had gekanood
  4. hadden gekanood
  5. hadden gekanood
  6. hadden gekanood
o.t.t.t.
  1. zal kanoën
  2. zult kanoën
  3. zal kanoën
  4. zullen kanoën
  5. zullen kanoën
  6. zullen kanoën
o.v.t.t.
  1. zou kanoën
  2. zou kanoën
  3. zou kanoën
  4. zouden kanoën
  5. zouden kanoën
  6. zouden kanoën
diversen
  1. kano!
  2. kanoot!
  3. gekanood
  4. kanoënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kanoën:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paddla peddel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paddla kanovaren; kanoën peddelen; pootjebaden
paddla kanot kanovaren; kanoën

Verwante vertalingen van kanon



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kanon (Zweeds) in het Nederlands

kanon:

kanon [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kanon (lovsång)
    de canon
    • canon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. kanon (artilleri)
    het gewichtstuk; het stuk; het kanon
    • gewichtstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kanon [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kanon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canon kanon; lovsång
gewichtstuk artilleri; kanon
kanon artilleri; kanon
stuk artilleri; kanon beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; jättesensation; publikation; skrift; skådespel; tryckalster; underbar människa; vrålsnygg sak
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuk bruten; brutet; degraderad; funkar ej; i bitar; i kras; kaputt; krossad; krossat; skadad; skadat; sönder; sönderslaget; trasig; trasigt

Synoniemen voor "kanon":


Wiktionary: kanon


Cross Translation:
FromToVia
kanon kanon cannon — artillery piece
kanon canon canon — piece of music
kanon kanon gun — (military) A cannon with relatively long barrel, operating with relatively low angle of fire, and having a high muzzle velocity
kanon kanon gun — (military) a cannon with tube length 30 calibers or more
kanon canon round — song

Verwante vertalingen van kanon