Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bijtend:
  2. bijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijtend (Nederlands) in het Zweeds

bijtend:

bijtend bijvoeglijk naamwoord

  1. bijtend (inbijtend; inwerkend; invretend)
    frätande; nedbrytande
  2. bijtend (gemeen; scherp; fel; doordringend)
    skärande

Vertaal Matrix voor bijtend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skärande geknars; geknerp; gesnoei
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frätande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend
nedbrytande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend
skärande bijtend; doordringend; fel; gemeen; scherp op afgebeten toon; puntig; scherp gepunt; schril; snijdend

Wiktionary: bijtend


Cross Translation:
FromToVia
bijtend bitter; kräv acerbe — Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp coupant — Qui couper.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp cuisant — Qui produire une douleur âpre et aiguë.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp; subtil; spirituell findélié, menu, mince ou étroit.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp incisif — Qui couper ou qui est propre à couper.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp mordant — didact|fr Qui mordre.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp perçant — Qui percer, qui pénétrer.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp piquant — Qui piquer.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp pointu — Qui se termine en pointe
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp pénétrant — Qui pénétrer.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp; anmärkningsvärd; märklig; märkvärdig saillant — Qui avancer, qui sortir en dehors.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp; livaktig; livlig vif — Qui est en vie.
bijtend bitter; skarp âcre — Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
bijtend amper; egg; gräll; gäll; skarp âpre — Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.

bijten:

bijten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bijten
    bitande
    • bitande [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bitande bijten happen in; toehappen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bitande bijtende; nijpend; smartelijk

Verwante woorden van "bijten":


Verwante definities voor "bijten":

  1. inwerken op de bovenlaag1
    • dat zuur bijt als het op je huid komt1
  2. je tanden ergens in zetten1
    • hij beet in de appel1

Wiktionary: bijten

bijten
verb
  1. iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen

Cross Translation:
FromToVia
bijten bita bite — to cut off a piece by clamping the teeth
bijten bita bite — to attack with the teeth
bijten bitande bite — act of biting
bijten bita beißen — (transitiv) die Zähne in etwas schlagen
bijten bita; nappa mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).