Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beitsen:
  2. beits:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beitsen (Nederlands) in het Zweeds

beitsen:

beitsen werkwoord (beits, beitst, beitste, beitsten, gebeitst)

  1. beitsen
    fläcka; färga av sig
    • fläcka werkwoord (fläckar, fläckade, fläckat)
    • färga av sig werkwoord (färgar av sig, färgade av sig, färgat av sig)

Conjugations for beitsen:

o.t.t.
  1. beits
  2. beitst
  3. beitst
  4. beitsen
  5. beitsen
  6. beitsen
o.v.t.
  1. beitste
  2. beitste
  3. beitste
  4. beitsten
  5. beitsten
  6. beitsten
v.t.t.
  1. heb gebeitst
  2. hebt gebeitst
  3. heeft gebeitst
  4. hebben gebeitst
  5. hebben gebeitst
  6. hebben gebeitst
v.v.t.
  1. had gebeitst
  2. had gebeitst
  3. had gebeitst
  4. hadden gebeitst
  5. hadden gebeitst
  6. hadden gebeitst
o.t.t.t.
  1. zal beitsen
  2. zult beitsen
  3. zal beitsen
  4. zullen beitsen
  5. zullen beitsen
  6. zullen beitsen
o.v.t.t.
  1. zou beitsen
  2. zou beitsen
  3. zou beitsen
  4. zouden beitsen
  5. zouden beitsen
  6. zouden beitsen
diversen
  1. beits!
  2. beitst!
  3. gebeitst
  4. beitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beitsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fläcka beitsen aantasten; bevlekken; bezoedelen; dof maken; een smet werpen op; eer door het slijk halen; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; vlekken
färga av sig beitsen

Verwante woorden van "beitsen":


Wiktionary: beitsen


Cross Translation:
FromToVia
beitsen bita; nappa mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

beitsen vorm van beits:

beits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de beits
    fläck; smutsfläck

Vertaal Matrix voor beits:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fläck beits moesje; nop; plekje; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje
smutsfläck beits

Verwante woorden van "beits":