Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sjoemelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sjoemelen (Nederlands) in het Zweeds

sjoemelen:

sjoemelen werkwoord (sjoemel, sjoemelt, sjoemelde, sjoemelden, gesjoemeld)

  1. sjoemelen
    bedra; vilseleda; föra bakom ljuset
    • bedra werkwoord (bedrar, bedragade, bedragat)
    • vilseleda werkwoord (vilseledar, vilseledadde, vilselett)
    • föra bakom ljuset werkwoord (för bakom ljuset, förde bakom ljuset, fört bakom ljuset)

Conjugations for sjoemelen:

o.t.t.
  1. sjoemel
  2. sjoemelt
  3. sjoemelt
  4. sjoemelen
  5. sjoemelen
  6. sjoemelen
o.v.t.
  1. sjoemelde
  2. sjoemelde
  3. sjoemelde
  4. sjoemelden
  5. sjoemelden
  6. sjoemelden
v.t.t.
  1. heb gesjoemeld
  2. hebt gesjoemeld
  3. heeft gesjoemeld
  4. hebben gesjoemeld
  5. hebben gesjoemeld
  6. hebben gesjoemeld
v.v.t.
  1. had gesjoemeld
  2. had gesjoemeld
  3. had gesjoemeld
  4. hadden gesjoemeld
  5. hadden gesjoemeld
  6. hadden gesjoemeld
o.t.t.t.
  1. zal sjoemelen
  2. zult sjoemelen
  3. zal sjoemelen
  4. zullen sjoemelen
  5. zullen sjoemelen
  6. zullen sjoemelen
o.v.t.t.
  1. zou sjoemelen
  2. zou sjoemelen
  3. zou sjoemelen
  4. zouden sjoemelen
  5. zouden sjoemelen
  6. zouden sjoemelen
en verder
  1. ben gesjoemeld
  2. bent gesjoemeld
  3. is gesjoemeld
  4. zijn gesjoemeld
  5. zijn gesjoemeld
  6. zijn gesjoemeld
diversen
  1. sjoemel!
  2. sjoemelt!
  3. gesjoemeld
  4. sjoemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sjoemelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedra sjoemelen afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; frauderen; misleiden; neppen; oplichten; tillen; voorspiegelen; wijsmaken; zwendelen
föra bakom ljuset sjoemelen misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
vilseleda sjoemelen bedonderen; bezwendelen; voorspiegelen

Wiktionary: sjoemelen


Cross Translation:
FromToVia
sjoemelen fuska schummeln — im Spiel (ein wenig, ohne schwerwiegende Konsequenzen) unehrlich sein beziehungsweise betrügen