Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opwinden (Nederlands) in het Zweeds
opwinden:
-
opwinden (prikkelen; opwekken; stimuleren)
-
opwinden (opwikkelen; haspelen; op een haspel winden; opklossen)
Conjugations for opwinden:
o.t.t.
- wind op
- windt op
- windt op
- winden op
- winden op
- winden op
o.v.t.
- wond op
- wond op
- wond op
- wonden op
- wonden op
- wonden op
v.t.t.
- heb opgewonden
- hebt opgewonden
- heeft opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
v.v.t.
- had opgewonden
- had opgewonden
- had opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
o.t.t.t.
- zal opwinden
- zult opwinden
- zal opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
o.v.t.t.
- zou opwinden
- zou opwinden
- zou opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
en verder
- ben opgewonden
- bent opgewonden
- is opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
diversen
- wind op!
- windt op!
- opgewonden
- opwindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opwinden:
Antoniemen van "opwinden":
Verwante definities voor "opwinden":
Wiktionary: opwinden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opwinden | → egga; tända; upphetsa | ↔ heat — to arouse, to excite (sexually) |
• opwinden | → vrida upp; skruva upp | ↔ wind — tighten a clockwork mechanism |
• opwinden | → svinga | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• opwinden | → diskutera; orda om | ↔ débattre — discuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments. |
• opwinden | → reta | ↔ exciter — Engager, porter à. |
• opwinden | → uppreta | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |
• opwinden | → trycka | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |