Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. angel:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ängel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor angel (Nederlands) in het Zweeds

angel:

angel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de angel (gifangel)
    krok; fiskkrok; angelkrok
  2. de angel (vishaak; weerhaak)
    fiske hake

Vertaal Matrix voor angel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angelkrok angel; gifangel
fiske hake angel; vishaak; weerhaak
fiskkrok angel; gifangel
krok angel; gifangel haak; hoek; hoekstoot; ophanghaak

Verwante woorden van "angel":

  • angels, angeltje, angeltjes

Wiktionary: angel


Cross Translation:
FromToVia
angel metkrok hameçon — Crochet



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor angel (Zweeds) in het Nederlands

ängel:

ängel [-en] zelfstandig naamwoord

  1. ängel
    de engel; hemelgeest
    • engel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hemelgeest [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. ängel
    hemelse bode
  3. ängel
    godsbode; de godsgezant
  4. ängel (älskad person; käresta; älskling; käraste)
    het engeltje; lief persoon; de engel

Vertaal Matrix voor ängel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
engel käraste; käresta; älskad person; älskling; ängel
engeltje käraste; käresta; älskad person; älskling; ängel
godsbode ängel
godsgezant ängel himmelbud
hemelgeest ängel
hemelse bode ängel
lief persoon käraste; käresta; älskad person; älskling; ängel

Wiktionary: ängel


Cross Translation:
FromToVia
ängel engel angel — selfless person
ängel engel angel — messenger from a deity
ängel engel EngelReligion: (zumeist mit Flügeln gedachtes) überirdisches Wesen, das als Bote Gottes fungiert
ängel engel ange — (religion) créature purement spirituelle, qu’on représente sous figure humaine, avec des ailes, et qui désigne tantôt un envoyé céleste, tantôt un pur esprit intermédiaire entre Dieu et les hommes.

Verwante vertalingen van angel