Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. betwijfelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betwijfelen (Nederlands) in het Zweeds

betwijfelen:

betwijfelen werkwoord (betwijfel, betwijfelt, betwijfelde, betwijfelden, betwijfeld)

  1. betwijfelen
    tvivla; betvivla
    • tvivla werkwoord (tvivlar, tvivlade, tvivlat)
    • betvivla werkwoord (betvivlar, betvivlade, betvivlat)

Conjugations for betwijfelen:

o.t.t.
  1. betwijfel
  2. betwijfelt
  3. betwijfelt
  4. betwijfelen
  5. betwijfelen
  6. betwijfelen
o.v.t.
  1. betwijfelde
  2. betwijfelde
  3. betwijfelde
  4. betwijfelden
  5. betwijfelden
  6. betwijfelden
v.t.t.
  1. heb betwijfeld
  2. hebt betwijfeld
  3. heeft betwijfeld
  4. hebben betwijfeld
  5. hebben betwijfeld
  6. hebben betwijfeld
v.v.t.
  1. had betwijfeld
  2. had betwijfeld
  3. had betwijfeld
  4. hadden betwijfeld
  5. hadden betwijfeld
  6. hadden betwijfeld
o.t.t.t.
  1. zal betwijfelen
  2. zult betwijfelen
  3. zal betwijfelen
  4. zullen betwijfelen
  5. zullen betwijfelen
  6. zullen betwijfelen
o.v.t.t.
  1. zou betwijfelen
  2. zou betwijfelen
  3. zou betwijfelen
  4. zouden betwijfelen
  5. zouden betwijfelen
  6. zouden betwijfelen
diversen
  1. betwijfel!
  2. betwijfelt!
  3. betwijfeld
  4. betwijfelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betwijfelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betvivla betwijfelen
tvivla betwijfelen onzeker zijn; twijfelen

Wiktionary: betwijfelen


Cross Translation:
FromToVia
betwijfelen tvivla doubt — to lack confidence in something
betwijfelen ifrågasätta; betvivla query — question
betwijfelen tvivla douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.