Kramp: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

kramp:
- kramp; skakning; muskel sammandragning
Wiktionary:
- kramp → kramp
- kramp → kramp, spasm

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

kramp:
- convulsie; stuiptrekking; kramp; samentrekking; stuip; krampen; spiersamentrekkingen
krämpa:
- slepende ziekte; stoornis; kwaal; kwaaltje; lichamelijke aandoening; aandoening
- stuiptrekken
Wiktionary:
- kramp → kramp
- kramp → kramp

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kramp (Nederlands) in het Zweeds

kramp:

kramp [de ~] zelfstandig naamwoord

de kramp (stuiptrekking; convulsie; samentrekking; stuip)
kramp; skakning
- kramp [-en] zelfstandig naamwoord
- skakning [-en] zelfstandig naamwoord
de kramp (spiersamentrekking)
muskel sammandragning
- muskel sammandragning zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kramp:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kramp	convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking	krampen; spiersamentrekkingen
muskel sammandragning	kramp; spiersamentrekking
skakning	convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking	geschok; geschud; hort; huivering; rilling; schok; schokkende beweging; schouderophalen; siddering; stoot; tremor; trilling
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skakning		stuiptrekkend

Verwante woorden van "kramp":

krampen

Wiktionary: kramp

kramp

noun

een toestand van onwillekeurige en aanhoudende samentrekking van een spier
- kramp → kramp

Cross Translation:

From	To	Via
• kramp	→ kramp	↔ cramp — painful contraction of a muscle
• kramp	→ kramp	↔ spasm — contraction of a muscle
• kramp	→ spasm	↔ parenthèse — incise dans la phrase

Computer vertaling door derden:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kramp (Zweeds) in het Nederlands

kramp:

kramp [-en] zelfstandig naamwoord

kramp (skakning)
convulsie; de stuiptrekking; de kramp; de samentrekking; de stuip
- convulsie [znw.] zelfstandig naamwoord
- stuiptrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kramp [de ~] zelfstandig naamwoord
- samentrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stuip [de ~] zelfstandig naamwoord
kramp
de krampen; de spiersamentrekkingen
- krampen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- spiersamentrekkingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor kramp:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
convulsie	kramp; skakning
kramp	kramp; skakning	muskel sammandragning
krampen	kramp	kramper
samentrekking	kramp; skakning	kedja; räcka; sekvens; serie
spiersamentrekkingen	kramp
stuip	kramp; skakning
stuiptrekking	kramp; skakning

Synoniemen voor "kramp":

spasm

Wiktionary: kramp

kramp

noun

een toestand van onwillekeurige en aanhoudende samentrekking van een spier
- kramp → kramp

Cross Translation:

From	To	Via
• kramp	→ kramp	↔ cramp — painful contraction of a muscle
• kramp	→ kramp	↔ spasm — contraction of a muscle

krämpa:

krämpa [-en] zelfstandig naamwoord

krämpa (sjukdom; besvär)
slepende ziekte; de stoornis; de kwaal
- slepende ziekte [znw.] zelfstandig naamwoord
- stoornis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kwaal [de ~] zelfstandig naamwoord
krämpa (åkomma; brist; last)
het kwaaltje
- kwaaltje [het ~] zelfstandig naamwoord
krämpa (sjukdom)
lichamelijke aandoening; de aandoening
- lichamelijke aandoening [znw.] zelfstandig naamwoord
- aandoening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

krämpa werkwoord (krämper, krämpte, krämpt)

krämpa (skaka)
stuiptrekken
- stuiptrekken werkwoord (trek stuip, trekt stuip, trok stuip, trokken stuip, stuipgetrokken)

Conjugations for krämpa:

presens

krämper
krämper
krämper
krämper
krämper
krämper

imperfekt

krämpte
krämpte
krämpte
krämpte
krämpte
krämpte

framtid 1

kommer att krämpa
kommer att krämpa
kommer att krämpa
kommer att krämpa
kommer att krämpa
kommer att krämpa

framtid 2

skall krämpa
skall krämpa
skall krämpa
skall krämpa
skall krämpa
skall krämpa

conditional

skulle krämpa
skulle krämpa
skulle krämpa
skulle krämpa
skulle krämpa
skulle krämpa

perfekt particip

har krämpt
har krämpt
har krämpt
har krämpt
har krämpt
har krämpt

imperfekt particip

hade krämpt
hade krämpt
hade krämpt
hade krämpt
hade krämpt
hade krämpt

blandad

krämp!
krämp!
krämpt
krämpande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor krämpa:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandoening	krämpa; sjukdom
kwaal	besvär; krämpa; sjukdom
kwaaltje	brist; krämpa; last; åkomma
lichamelijke aandoening	krämpa; sjukdom
slepende ziekte	besvär; krämpa; sjukdom
stoornis	besvär; krämpa; sjukdom	oordning; störning
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stuiptrekken	krämpa; skaka

Synoniemen voor "krämpa":

smärta; besvär

Computer vertaling door derden:

Nederlandse en Zweedse zoekresultaten voor: kramp

Uitgebreide vertaling voor kramp (Nederlands) in het Zweeds

kramp:

kramp [de ~] zelfstandig naamwoord

de kramp (stuiptrekking; convulsie; samentrekking; stuip)

de kramp (spiersamentrekking)

Vertaal Matrix voor kramp:

Verwante woorden van "kramp":

Wiktionary: kramp

Uitgebreide vertaling voor kramp (Zweeds) in het Nederlands

kramp:

kramp [-en] zelfstandig naamwoord

kramp (skakning)

kramp

Vertaal Matrix voor kramp:

Synoniemen voor "kramp":

Wiktionary: kramp

krämpa:

krämpa [-en] zelfstandig naamwoord

krämpa (sjukdom; besvär)

krämpa (åkomma; brist; last)

krämpa (sjukdom)

krämpa werkwoord (krämper, krämpte, krämpt)

krämpa (skaka)

Conjugations for krämpa:

presens

imperfekt

framtid 1

framtid 2

conditional

perfekt particip

imperfekt particip

blandad

Vertaal Matrix voor krämpa:

Synoniemen voor "krämpa":