Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. skelet:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor skelet (Nederlands) in het Zweeds

skelet:

skelet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het skelet (raamwerk; frame; geraamte)
    resning; konstruktion; stomme; skelett
  2. het skelet (bottenbouw)
    skelet; benstommen
  3. het skelet (botten; gebeente)
    ben; skelett; benknota
    • ben [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skelett [-ett] zelfstandig naamwoord
    • benknota [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor skelet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ben botten; gebeente; skelet been; benen; bot; knekels; ledemaat; poot; voet
benknota botten; gebeente; skelet
benstommen bottenbouw; skelet
konstruktion frame; geraamte; raamwerk; skelet aanleggen; bouw; bouwsector; bouwsel; constructie; fabricage; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
resning frame; geraamte; raamwerk; skelet opstand; rebellie; tegenstand; verzet; weerstand
skelet bottenbouw; skelet knekelman
skelett botten; frame; gebeente; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; karkas; scharminkel
stomme frame; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; karkas; lijstwerk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ben benen

Verwante woorden van "skelet":

  • skeletten

Wiktionary: skelet


Cross Translation:
FromToVia
skelet kroppsbyggnad frame — structure of a person's body
skelet skelett skeleton — system that provides support to an organism
skelet djurskelett carcasse — Restes d’un être mort
skelet kropp carcasse — Personne ou animal d’une extrême maigreur
skelet stomme carcasse — Armature, charpente
skelet benrangel; skelett squelette — anatomie|fr Ensemble des os d’un organisme vertébré.

Computer vertaling door derden: