Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. april:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. april:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor april (Nederlands) in het Zweeds

april:

april [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de april
    april
    • april zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor april:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
april april

Verwante woorden van "april":

  • aprillen, aprils

Verwante definities voor "april":

  1. de vierde maand1
    • in april is het meestal lente1

Wiktionary: april


Cross Translation:
FromToVia
april april April — fourth month of the Gregorian calendar
april april April — der vierte Monat des Gregorianischen Kalenders



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor april (Zweeds) in het Nederlands

april:

april zelfstandig naamwoord

  1. april
    de april
    • april [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor april:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
april april

Wiktionary: april


Cross Translation:
FromToVia
april april April — fourth month of the Gregorian calendar
april eiermaand; grasmaand; paasmaand; april April — der vierte Monat des Gregorianischen Kalenders