Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Zoek: dop

Nederlandse en Zweedse zoekresultaten voor: dop

Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dop:
  2. doppen:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dop:
  2. döpa:
  3. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dop (Nederlands) in het Zweeds

dop:

dop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de dop (bolster; schaal; schil)
    skal; kapsyl
    • skal [-ett] zelfstandig naamwoord
    • kapsyl [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de dop (sluitdop)
    hatt
    • hatt [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de dop (stolp; deksel; boerenhuis; )
    glasklocka

Vertaal Matrix voor dop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glasklocka boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi glazen klok; glazen stolp
hatt dop; sluitdop hoedje
kapsyl bolster; dop; schaal; schil capsule; kroonkurk
skal bolster; dop; schaal; schil chassis; geraamte; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; peul; schaal; schelp; schil; vel; verpakking; weergave

Verwante woorden van "dop":


Wiktionary: dop

Cross Translation:
FromToVia
• dop → bark ↔ écorce — Partie superficielle et protectrice des arbres et des végétaux

doppen:

doppen werkwoord (dop, dopt, dopte, dopten, gedopt)

  1. doppen (pellen)
    fjälla
    • fjälla werkwoord (fjällar, fjällade, fjällat)

Conjugations for doppen:

o.t.t.
  1. dop
  2. dopt
  3. dopt
  4. doppen
  5. doppen
  6. doppen
o.v.t.
  1. dopte
  2. dopte
  3. dopte
  4. dopten
  5. dopten
  6. dopten
v.t.t.
  1. heb gedopt
  2. hebt gedopt
  3. heeft gedopt
  4. hebben gedopt
  5. hebben gedopt
  6. hebben gedopt
v.v.t.
  1. had gedopt
  2. had gedopt
  3. had gedopt
  4. hadden gedopt
  5. hadden gedopt
  6. hadden gedopt
o.t.t.t.
  1. zal doppen
  2. zult doppen
  3. zal doppen
  4. zullen doppen
  5. zullen doppen
  6. zullen doppen
o.v.t.t.
  1. zou doppen
  2. zou doppen
  3. zou doppen
  4. zouden doppen
  5. zouden doppen
  6. zouden doppen
diversen
  1. dop!
  2. dopt!
  5. gedopt
  6. doppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doppen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het doppen (pellen)
    skalande

Vertaal Matrix voor doppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fjälla spaander
skalande doppen; pellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fjälla doppen; pellen vervellen; zich laten schillen

Verwante woorden van "doppen":




Zweeds

Uitgebreide vertaling voor dop (Zweeds) in het Nederlands

dop:

dop [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. dop
    de doop; het doopsel
    • doop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • doopsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. dop (döpande; döpelse)
    het dopen
    • dopen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doop dop
doopsel dop
dopen dop; döpande; döpelse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dopen döpa

Wiktionary: dop

dop
noun
  1. de doop
Cross Translation:
FromToVia
• dop → doop ↔ baptism — Christian sacrament with water
• dop → doop; doopsel ↔ baptême — immersion rituelle par laquelle on est initié à la vie spirituelle.

döpa:

döpa werkwoord (döper, döpte, döpt)

  1. döpa
    dopen
    • dopen werkwoord (doop, doopt, doopte, doopten, gedoopt)

Conjugations for döpa:

presens
  1. döper
  2. döper
  3. döper
  4. döper
  5. döper
  6. döper
imperfekt
  1. döpte
  2. döpte
  3. döpte
  4. döpte
  5. döpte
  6. döpte
framtid 1
  1. kommer att döpa
  2. kommer att döpa
  3. kommer att döpa
  4. kommer att döpa
  5. kommer att döpa
  6. kommer att döpa
framtid 2
  1. skall döpa
  2. skall döpa
  3. skall döpa
  4. skall döpa
  5. skall döpa
  6. skall döpa
conditional
  1. skulle döpa
  2. skulle döpa
  3. skulle döpa
  4. skulle döpa
  5. skulle döpa
  6. skulle döpa
perfekt particip
  1. har döpt
  2. har döpt
  3. har döpt
  4. har döpt
  5. har döpt
  6. har döpt
imperfekt particip
  1. hade döpt
  2. hade döpt
  3. hade döpt
  4. hade döpt
  5. hade döpt
  6. hade döpt
blandad
  1. döp!
  3. döp!
  5. döpt
  6. döpande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor döpa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dopen dop; döpande; döpelse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dopen döpa

Synoniemen voor "döpa":

  • döper; uppkalla; namnge

Wiktionary: döpa

döpa
verb
  1. iemand ritueel met water besprenkelen of erin onderdompelen en zodoende tot een geloof toelaten
Cross Translation:
FromToVia
• döpa → dopen ↔ christen — to perform the religious act
• döpa → noemen ↔ name — to give a name to
• döpa → dopen ↔ baptiser — (religion) rendre chrétien par le baptême.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0367 seconde
Page rendered in 1.0 seconds