Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Zoek: gift

Nederlandse en Zweedse zoekresultaten voor: gift

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

gift:
- skänka; ge bort
- gåvobistånd
Wiktionary:
- gift → skänk, gåva, present, gift

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

gift:
- getrouwd; gehuwd
- gif; vergif; toxine; vergift; vergiftigheid
Wiktionary:
- gift → vergif
- gift → getrouwd, gif, vergif, vergift, venijn, gift, zwadder

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gift (Nederlands) in het Zweeds

gift:

gift [de ~] zelfstandig naamwoord

de gift (donatie; schenking)
skänka; ge bort
- skänka [-en] zelfstandig naamwoord
- ge bort zelfstandig naamwoord

gift [de ~] zelfstandig naamwoord

de gift
gåvobistånd
- gåvobistånd

Vertaal Matrix voor gift:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ge bort	donatie; gift; schenking	weggeven
skänka	donatie; gift; schenking
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ge bort		vergeven; weggeven; wegschenken
skänka		doneren; geven; schenken
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gåvobistånd	gift

Verwante woorden van "gift":

giften

Wiktionary: gift

Cross Translation:

From	To	Via
• gift	→ skänk; gåva; present	↔ gift — Something given to another voluntarily, without charge
• gift	→ gåva; present	↔ Geschenk — Übertragung des Eigentums an einer Sache ohne Erwartung einer Gegenleistung
• gift	→ gåva; present	↔ Geschenk — die in Form eines Geschenkes^[1] überlassene Sache (oft liebevoll verpackt)
• gift	→ gåva; present; skänk	↔ cadeau — présent, objet que l’on offrir à quelqu’un sans rien attendre en retour, dans l'intention de le surprendre ou de lui être agréable.
• gift	→ gift	↔ venin — poison produit, chez certains animaux, par sécrétion, et qui, introduire dans le sang d’un autre animal ou d’un homme par une morsure ou une piqûre, amène de graves désordres et même la mort.

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor gift (Zweeds) in het Nederlands

gift:

gift bijvoeglijk naamwoord

gift
getrouwd; gehuwd
- getrouwd bijvoeglijk naamwoord
- gehuwd bijvoeglijk naamwoord

gift [-ett] zelfstandig naamwoord

gift (serum)
het gif; het vergif; de toxine; het vergift
- gif [het ~] zelfstandig naamwoord
- vergif [het ~] zelfstandig naamwoord
- toxine [de ~] zelfstandig naamwoord
- vergift [het ~] zelfstandig naamwoord
gift
de vergiftigheid
- vergiftigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gift:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gif	gift; serum
toxine	gift; serum
vergif	gift; serum
vergift	gift; serum	toxin
vergiftigheid	gift
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gehuwd	gift
getrouwd	gift

Synoniemen voor "gift":

förmäld; ktenskaplig; ktenskapsbunden

Wiktionary: gift

gift

noun

iets dat levende wezens schaadt
- vergif → gift

Cross Translation:

From	To	Via
• gift	→ getrouwd	↔ married — In a state of marriage; having a wife or a husband
• gift	→ gif; vergif; vergift	↔ poison — substance harmful to a living organism
• gift	→ gif; venijn	↔ venom — poison carried by animal
• gift	→ gif	↔ Gift — gesundheitsschädliche oder potentiell tödliche Substanz
• gift	→ gif; gift; venijn; vergif; zwadder	↔ venin — poison produit, chez certains animaux, par sécrétion, et qui, introduire dans le sang d’un autre animal ou d’un homme par une morsure ou une piqûre, amène de graves désordres et même la mort.

Verwante vertalingen van gift