Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hun:
  2. Hun:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hun:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hun (Nederlands) in het Zweeds

hun:

hun bijvoeglijk naamwoord

  1. hun (hen)
    dem
    • dem bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor hun:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dem hen; hun

Verwante definities voor "hun":

  1. bezittelijk: hij is van die andere mensen1
    • het is hun paard1
  2. derde persoon meervoud, bij object zonder 'aan'1
    • ik geef hun een cadeau1

Wiktionary: hun


Cross Translation:
FromToVia
hun deras; sin; sitt; sina their — belonging to them
hun dem them — third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb

Hun:

Hun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de Hun
    hun
    • hun zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hun:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hun Hun

Verwante woorden van "Hun":

  • Hunnen

Computer vertaling door derden:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hun (Zweeds) in het Nederlands

hun:

hun zelfstandig naamwoord

  1. hun
    de Hun
    • Hun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hun:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hun hun

Computer vertaling door derden: