Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. benägen:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor benägen (Zweeds) in het Duits

benägen:

benägen bijvoeglijk naamwoord

  1. benägen (sinnad)
    gestimmt; aufgelegt
  2. benägen
    geneigt

Vertaal Matrix voor benägen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgelegt benägen; sinnad belagd; belagt; fanerad; fanerat; påfylld; påfyllt
geneigt benägen beredvillig; beredvilligt; berett; fråmat böjd; fråmat böjt; tjänstvilligt; tänkt; villig; villigt
gestimmt benägen; sinnad

Synoniemen voor "benägen":


Wiktionary: benägen

benägen
adjective
  1. den Willen habend/mit dem Willen, etwas zu tun

Verwante vertalingen van benägen