Zweeds
Uitgebreide vertaling voor frispråkigt (Zweeds) in het Duits
frispråkigt:
-
frispråkigt (frispråkig)
unverblümt; unverhohlen; offen; geradeheraus; aufrichtig; freimütig; offenherzig; rundheraus-
unverblümt bijvoeglijk naamwoord
-
unverhohlen bijvoeglijk naamwoord
-
offen bijvoeglijk naamwoord
-
geradeheraus bijvoeglijk naamwoord
-
aufrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
freimütig bijvoeglijk naamwoord
-
offenherzig bijvoeglijk naamwoord
-
rundheraus bijvoeglijk naamwoord
-
-
frispråkigt (frimodig; frimodigt; öppen; öppet)
vollmundig-
vollmundig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor frispråkigt:
Computer vertaling door derden: