Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. markis:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor markis (Zweeds) in het Duits

markis:

markis [-en] zelfstandig naamwoord

  1. markis (solsegel)
    die Schutzdächer; die Vordächer

Vertaal Matrix voor markis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schutzdächer markis; solsegel län; skydd; skyddade platser; tillflykter
Vordächer markis; solsegel

Wiktionary: markis

markis
noun
  1. ohne Plural: französischer Adelstitel
  2. Träger des Adelstitels Marquis[1]
  3. gegen Sonnenlicht schützendes Dach aus Stoff, das bei Bedarf ausgestellt werden kann

Cross Translation:
FromToVia
markis Markise awning — a rooflike cover
markis Rolladen; Rouleau; Jalousie blind — covering for a window
markis Marquis marquess — title of nobility