Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
oanständigt:
- verkehrt; falsch; schief; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; unanständig; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend; nicht ehrenhaft; unhöflich; unverschämt; frech; flegelhaft; taktlos; unartig; ungeschliffen; schweinisch; obszön; unzüchtig; immoralisch; skrupellos; unflätig; gewissenlos; sittenlos; rüde; ungehobelt; schmuddelig; schlüpfrig; schofel; abgestanden; ungehört; unerhört; beispiellos; unvergleichlich; unübertroffen
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor oanständigt (Zweeds) in het Duits
oanständigt:
-
oanständigt (taktlös; taktlöst; opassande; fräckt)
verkehrt; falsch; schief; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; unanständig; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend-
verkehrt bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
schief bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
unrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
unmoralisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
ungehörig bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
fälschlich bijvoeglijk naamwoord
-
unschicklich bijvoeglijk naamwoord
-
roh bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
fälschlicherweise bijvoeglijk naamwoord
-
indiskret bijvoeglijk naamwoord
-
respektlos bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
unangebracht bijvoeglijk naamwoord
-
unrecht bijvoeglijk naamwoord
-
lasterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
unsittlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungebührlich bijvoeglijk naamwoord
-
frivol bijvoeglijk naamwoord
-
unzart bijvoeglijk naamwoord
-
unehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ungeziemend bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (oanständig)
unehrenhaft; nicht ehrenhaft-
unehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
nicht ehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (oanständig)
unschicklich-
unschicklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (med dåligt uppförande; oanständig; oförskämt; oartigt; med dåligt uppförandet; ouppfostrad; ouppfostrat)
unhöflich; unverschämt; frech; flegelhaft; taktlos; unpassend; ungezogen; unanständig; unartig; ungeschliffen-
unhöflich bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
frech bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
taktlos bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
unartig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (omoralisk; frivol)
schweinisch; unmoralisch; obszön; unsittlich; frivol; unzüchtig; immoralisch; unanständig; skrupellos; lasterhaft; schamlos; unschicklich; unflätig; gewissenlos; taktlos; unehrenhaft; sittenlos-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
unmoralisch bijvoeglijk naamwoord
-
obszön bijvoeglijk naamwoord
-
unsittlich bijvoeglijk naamwoord
-
frivol bijvoeglijk naamwoord
-
unzüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
immoralisch bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
skrupellos bijvoeglijk naamwoord
-
lasterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
unschicklich bijvoeglijk naamwoord
-
unflätig bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenlos bijvoeglijk naamwoord
-
taktlos bijvoeglijk naamwoord
-
unehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
sittenlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (opassande; oanständig; otillständigt)
-
oanständigt (plump; grovt; rått; oanständig; ohyfsad; plumpt; ohyfsat)
rüde; ungeschliffen; grob; obszön; ungehobelt; schmuddelig; schlüpfrig; schofel; abgestanden; unflätig-
rüde bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
obszön bijvoeglijk naamwoord
-
ungehobelt bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
schlüpfrig bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
abgestanden bijvoeglijk naamwoord
-
unflätig bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (oanständig; oförskämt; skamlig; skamligt)
ungehört; unverschämt; unerhört; ungezogen; unanständig; unangebracht; ungehörig; ungeziemend-
ungehört bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
unerhört bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
unangebracht bijvoeglijk naamwoord
-
ungehörig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeziemend bijvoeglijk naamwoord
-
-
oanständigt (liderlig; liderligt; vällustigt; otuktigt; oanständig)
-
oanständigt (okänsligt; okänslig)
ungehörig; unerhört; ungezogen; beispiellos; unvergleichlich; indiskret; respektlos; unübertroffen-
ungehörig bijvoeglijk naamwoord
-
unerhört bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
beispiellos bijvoeglijk naamwoord
-
unvergleichlich bijvoeglijk naamwoord
-
indiskret bijvoeglijk naamwoord
-
respektlos bijvoeglijk naamwoord
-
unübertroffen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor oanständigt:
Computer vertaling door derden: