Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. passgång:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor passgång (Zweeds) in het Duits

passgång:

passgång zelfstandig naamwoord

  1. passgång
    der Paßgang
    • Paßgang [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passgång:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Paßgang passgång

Wiktionary: passgång

passgång
noun
  1. Zoologie: Gangart von Vierbeinern, bei der die rechten und linken Beine abwechselnd vorgesetzt werden
  2. Gangart von Vierbeinern, die sich aus der abwechselnden Bewegung der Beinpaare bilden

Computer vertaling door derden: