Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Vertaal prick

Vertaal prick van Zweeds naar Duits

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

prick:
- Subjekt; Herr; Sprenkel; Tüpfel
Wiktionary:
- prick → Auge
- prick → Punkt, genau, Fleck

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor prick (Zweeds) in het Duits

prick:

prick [-en] zelfstandig naamwoord

prick (karl; pojke; grabb)
der Subjekt; der Herr
- Subjekt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
prick (liten fläck)
der Sprenkel; der Tüpfel
- Sprenkel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Tüpfel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor prick:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Herr	grabb; karl; pojke; prick	Allsmäktige; Herre; Himmelske Fader; betjänt; chef; furste; gudom; gudomlighet; herr; härskare; kammartjänare; kung; lackej; ledare; monark; regent; uppassare
Sprenkel	liten fläck; prick
Subjekt	grabb; karl; pojke; prick	subjekt
Tüpfel	liten fläck; prick	golvmopp; plask; skvätt

Synoniemen voor "prick":

märke; punkt

Wiktionary: prick

prick

noun

Punkte auf einem Spielewürfel
- Auge → prick; öga

Cross Translation:

From	To	Via
• prick	→ Punkt	↔ dot — small spot or mark
• prick	→ genau	↔ exactly — in an exact manner
• prick	→ Fleck	↔ spot — a round or irregular patch of a different color

Verwante vertalingen van prick

svart prick