Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Vertaal stank

Vertaal stank van Zweeds naar Duits

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

stank:
- Gestank; Geruch; Hauch; Ranzigkeit
stinka:
- stinken; riechen
Wiktionary:
- stank → Miasma, stinkend, Gestank
- stank → Gestank, Brodem, Aasgeruch
- stinka → müffeln, miefen, stinken
- stinka → stinken

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor stank (Zweeds) in het Duits

stank:

stank [-en] zelfstandig naamwoord

stank
der Gestank; der Geruch
- Gestank [der ~] zelfstandig naamwoord
- Geruch [der ~] zelfstandig naamwoord
stank (odör; lukt)
der Hauch; der Gestank
- Hauch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gestank [der ~] zelfstandig naamwoord
stank (härskenhet; härsken smak; härsken lukt)
die Ranzigkeit
- Ranzigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stank:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Geruch	stank	arom; bouqet; doft; nos; nosande; näsa; sniffning
Gestank	lukt; odör; stank
Hauch	lukt; odör; stank	dimma; liten suck; små spår
Ranzigkeit	härsken lukt; härsken smak; härskenhet; stank	ruttnad

Synoniemen voor "stank":

lukt; odör

Wiktionary: stank

stank

das Miasma, der Gestank, der Mief
- Miasma → stank
allgemein für üble Geruch
- Miasma → stank

noun

übler, unangenehmer Geruch
- Gestank → stank
Geruch, Dunst, Dampf
- Brodem → stank; doft
Geruch, der von Aas ausgeht
- Aasgeruch → aslukt; stank

Cross Translation:

From	To	Via
• stank	→ stinkend	↔ rank — Having a very strong and bad odor
• stank	→ Gestank	↔ reek — unpleasant smell
• stank	→ Gestank	↔ stink — strong bad smell
• stank	→ Gestank	↔ puanteur — Odeur fétide

stank vorm van stinka:

stinka werkwoord (stinker, stank, stunkit)

stinka (lukta illa)
stinken; riechen
- stinken werkwoord (stinke, stinkst, stinkt, stank, stanket, gestunken)
- riechen werkwoord (rieche, riechst, riecht, roch, rocht, gerochen)

Conjugations for stinka:

presens

stinker
stinker
stinker
stinker
stinker
stinker

imperfekt

stank
stank
stank
stank
stank
stank

framtid 1

kommer att stinka
kommer att stinka
kommer att stinka
kommer att stinka
kommer att stinka
kommer att stinka

framtid 2

skall stinka
skall stinka
skall stinka
skall stinka
skall stinka
skall stinka

conditional

skulle stinka
skulle stinka
skulle stinka
skulle stinka
skulle stinka
skulle stinka

perfekt particip

har stunkit
har stunkit
har stunkit
har stunkit
har stunkit
har stunkit

imperfekt particip

hade stunkit
hade stunkit
hade stunkit
hade stunkit
hade stunkit
hade stunkit

blandad

stink!
stink!
stunken
stinkande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor stinka:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
riechen	lukta illa; stinka	lukta
stinken	lukta illa; stinka	lukta

Synoniemen voor "stinka":

osa; illaluktande

Wiktionary: stinka

stinka

verb

regional (besonders nord- und mitteldeutsch, schweizerisch) umgangssprachlich: unangenehm nach etwas riechen
- müffeln → lukta unket; lukta illa; stinka
schlecht, streng riechen
- miefen → lukta unket; stinka
-
- stinken → stinka

Cross Translation:

From	To	Via
• stinka	→ stinken	↔ stinken — een onaangename geur hebben
• stinka	→ stinken	↔ reek — to have or give off a strong, unpleasant smell
• stinka	→ stinken	↔ stink — have a strong bad smell
• stinka	→ stinken	↔ stink — give an impression of dishonesty or untruth
• stinka	→ stinken	↔ puer — sentir mauvais.