Overzicht
Zweeds naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gissel:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor gissel (Zweeds) in het Spaans

gissel:

gissel [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. gissel (plågoris)
    el azote
    • azote [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gissel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
azote gissel; plågoris epedemi; käpp; pest; piska; prövning; spö; stång; test

Synoniemen voor "gissel":


Wiktionary: gissel


Cross Translation:
FromToVia
gissel plaga GeißelPeitsche, Stab mit Riemen oder Schnüren zur Züchtigung
gissel flagelo GeißelBiologie: fadenförmige Fortbewegungshilfen von Kleinstlebewesen
gissel azote Geißel — etwas, das die Lebensgrundlage erheblich beeinträchtigt
gissel azote scourge — a persistent pest, illness, or source of trouble
gissel flagelo scourge — a whip often of leather